Uit: New Yorker, 14 november 1994.

BERICHTEN OVER RELIGIE

 

O GURU, GURU, GURU

De spirituele beweging die SYDA genoemd wordt heeft veel rijke en bekende aanhangers en een conferentiecentrum in de Catskills dat vele miljoenen dollars waard is. Maar achter deze serene buitenkant liggen een paar ongemakkelijke geheimen verborgen, en een niet erg gelukzalige strijd over opvolging.

DOOR LIS HARRIS

Op een mistige dag in de afgelopen herfst verzamelden ongeveer drieduizend mensen uit de hele wereld zich in een enorm paviljoen van glas en marmer in een verwaarloosd deel van de Catskill bergen om te zingen, te mediteren en in mooie cirkels te dansen, onder het welwillend toezicht van hun vereerde meesteres en spirituele gids, Gurumayi Chidvilasananda. De melodieuze Sanskrit gezangen, de saris van de (meest westerse) vrouwelijke aanhangers, en de dikke zoete wierookgeur riepen de sfeer van de zestiger of vroege zeventiger jaren op. Gurumayi, zoals ze meestal genoemd wordt, is een mooie, energieke, 39 jaar oude Indiase vrouw die volgens het in Honolulu verschijnende tijdschrift Hinduism Today een van de tien belangrijkste internationale Hindoeïstische leiders van de laatste tien jaar is. Zij is het spirituele hoofd van de Siddha Yoga Dham (of: Huis van Siddha Yoga) van Amerika, bekend onder de afkorting SYDA, de belangrijkse afdeling van een goed functionerende organisatie die over de hele wereld 550 meditatiecentra en 10 ashrams beheert. Tienduizenden mensen zijn betrokken bij de activiteiten van SYDA, van volgelingen die in de ashram wonen tot mensen die af en toe mediteren of een programma bezoeken. De 5,5 hectare grote ashram in de Catskills, bij het dorp South Fallsburg, is het hoofdkwartier van de organisatie. In South Fallsburg siert de foto van de guru met haar glimlach van 1000 Watt, grote ogen en fraai gevormde jukbeenderen bijna elke muur, kassa, toonbank, en voorraadplank, en ook de meditatiealtaartjes van haar volgelingen en vele dashboards van auto’s. Er hangt ook een overvloedig aantal foto’s van de stichter van SYDA, Gurumayi’s voorganger Swami Muktananda Paramahamsa. Swami Muktananda, die in October 1982 op 74-jarige leeftijd stierf, was een van de meest vooraanstaande Indiase spirituele leermeesters die in de Verenigde Staten twintig jaar geleden populair waren. De volgelingen noemen hem nog steeds bij zijn troetelnaampje Baba, dat wil zeggen Vader.

De ashram in South Fallsburg begon in 1976 als een kleinschalige activiteit vanuit gehuurde kamers in een oud hotel. De geschatte marktwaarde van het schitterende complex is nu vijftien tot zeventien miljoen dollar. Muktananda keurde leningen en schulden af en er wordt gezegd dat SYDA de drie verwaarloosde vooroorlogse hotels in de Catskills contant betaald heeft – het Brickman, Gilbert’s, en Windsor hotel. Die zijn nu op een elegante manier gemoderniseerd, in schitterende country-club stijl, als Anugraha (Neerdaling van Genade), Sadhana Kutir (Huis van Spirituele Oefeningen), and Atma Nidhi (Schat van het Zelf). Rond de ashram liggen prachtig ingerichte tuinen, en verspreid daarin staan Walt Disney-achtige geschilderde beelden van goden uit de Hindoeïstische godenwereld.

Niemand weet hoe rijk SYDA is; omdat het een religieuze organisatie zonder winstoogmerk is, hoeft SYDA zijn inkomsten niet aan te geven en geen onroerend goed belasting te betalen. De meeste volgelingen die in de ashram werken krijgen geen geld; velen betalen inplaats daarvan huur om er te mogen verblijven. In een weekend in de zomer wordt de ashram in South Fallsburg soms door een paar duizend mensen bezocht, en SYDA kan dan meer dan een miljoen dollar aan inkomsten ontvangen uit de verkoop van maaltijden, boeken, cassettes en souvenirs, en uit “intensives,” een soort spiritueel inwijdingsprogramma dat meestal twee dagen duurt en 400 dollar kost. (De intensives hebben een structuur die lijkt op veel van de zelf-hulp programmas in de zeventiger en het begin van de tachtiger jaren, speciaal het EST programma dat door Muktananda’s vriend Werner Erhard is ontwikkeld.) In sommige jaren zijn er de hele zomer lang intensives. In 1989 had alleen de boekwinkel in South Fallsburg al vier miljoen dollar inkomsten.

Door de jaren heen heeft SYDA een aantal prominente bewonderaars gehad, bijvoorbeeld Jerry Brown, John Denver, Andre Gregory, Diana Ross, Isabella Rossellini, Phylicia Rashad, Don Johnson, Melanie Griffith, en Marsha Mason. De meeste volgelingen van Gurumayi hebben een middelbare of hogere opleiding. Zij kunnen zich aangetrokken voelen tot meditatie vanwege spirituele redenen, maar het is even goed mogelijk dat zij een van haar ashrams bezoeken vanwege de gunstige psychologische effecten of de goede invloed op de gezondheid die aan het meditatieproces worden toegeschreven. Het beeld van de bezoeker van de ashram als flower-power kind, of potentiële volgeling van Manson is achterhaald. Het is al lang geleden dat de Beatles hun kurtas (Indiaas kledingstuk) uitdeden en hun laatste ketting met liefdes-kralen in de prullemand verdween, maar nog steeds vinden veel serieuze studenten van Oosterse meditatie in de Verenigde Staten in de meditatiebeoefening schatten die ze niet konden vinden in de belangrijkste religies van het Westen. Tot de ongeveer vijf miljoen Amerikanen die yoga beoefenen behoren artsen, advocaten, zakenmensen en geestelijken van vele richtingen, en veel van hen behoren tot wat soms de New-Age religie genoemd wordt – eigenlijk een vreemde naam omdat deze groepen zich op de oudste religieuze tradities van de wereld baseren.

De aanleiding voor die bijeenkomst op die herfstmorgen was de laatste dag van een yajna (spreek uit: “jaknja”), een eeuwenoude Vedische vuurceremonie onder leiding van zestien Brahmaanse priesters die uit India naar South Fallsburgh overgevlogen waren om de elfde verjaardag van de dood van Swami Muktananda te vieren. De yajna werd in het paviljoen gehouden, dat pilaren met blauw neon-licht heeft waardoor het er vooral ‘s avonds uitziet als een kruising tussen een ruimteschip en een klein sportstadion. Ik werd naar een kussen aan de vrouwenkant van het paviljoen gebracht door Kathy Nash, de woordvoerder van SYDA, een levendige vrouw met licht blond haar die vroeger voor een televisiestation in Monterey, Californië werkte. (Volgens de traditie zitten mannen en vrouwen in ashrams gescheiden.) De zestien priesters, die de hele week hadden gezongen en offers van kruiden en bloemen in een laaiend vuur in een put in de vloer van het paviljoen hadden gegooid, kregen bloemenkransen omgehangen en werden in lange sjaals gehuld als gebaar van dank. Ongeveer vijftien meter van de vuurput zat een persoon met een rode jurk en een rafelige hoge hoed zonder versieringen. Eerst dacht ik dat het een mooie jongen was, misschien een soort misdienaar. Maar toen het gezicht van de persoon enorm vergroot op twee schermen verscheen die aan het plafond hingen, besefte ik dat ik naar de charmante persoonlijkheid van Gurumayi had gekeken.

Gurumayi bleef een verre aanwezigheid, maar die avond werd ik aan haar voorgesteld in darshan – een ritueel waarin volgelingen en bezoekers een zegening van de guru ontvangen in de vorm van een tik op het hoofd met een bos pauwenveren. Zittend op een troon straalde ze haar krachtige glimlach naar mij, tikte me met de veren aan, en nam me even openhartig op, hetgeen gevolgd werd door nog een royaal glimlach-bombardement. Een aura van electriciteit scheen haar te omgeven. Ze vroeg of ik de yajna ceremonie had gezien. Ik antwoordde dat ik er maar een beetje van gezien had, omdat ik mijn leesbril eerder die dag had verloren en daardoor te laat aangekomen was. “Je denkt erg veel,” zei ze en glimlachte nog eens.

Ik knikte, hoewel ik geen idee had wat ze bedoelde. Toen voelde ik ongeduld in de lange rij achter mij en ik bewoog me naar de kant, weg van de troon. Ik werd tegengehouden door een koninklijk handgebaar van de guru naar een jonge assistent die naast haar op de vloer zat. De assistent stond vlug op en hing een krans van gardenias om mijn hals.

EEN PAAR maanden later speelde zich op de John F. Kennedy Internationale Luchthaven in New York een iets minder gelukzalige scène af. Op de avond van 1 Februari 1994 stopte een auto bij de afdeling van Lufthansa op de internationale terminal, en een lange, atletisch gebouwde Indiër van iets over de dertig met een baard stapte uit. Hij was gekleed in het traditionele oranje gewaad van een swami, en hij werd vergezeld door twee vrouwen die er beide Westers uitzagen. Toen hij naar de terminal liep werd hij opgewacht door vijf mannen die op de stoep wachtten. Ze kwamen dreigend op hem af en schreeuwden: “Je haalt Baba’s naam door de modder!”

Het voornaamste doelwit van dit geschreeuw was de man in het oranje, de jongere broer van Gurumayi. Zijn oorspronkelijke naam is Subhash Shetty. Hij is in Bombay geboren en had, net als zijn zuster, een nieuwe naam ontvangen: Nityananda. Nityananda is net als Gurumayi een meditatieleraar met een ashram (weliswaar een heel kleine) in de Catskills. En net als zij claimt hij dat hij een spirituele opvolger is van Muktananda. Inderdaad had Muktananda hem in Juli 1981 als zijn enige opvolger aangewezen. Ongeveer een jaar later, een paar maanden voor zijn dood, veranderde Muktananda dit besluit en benoemde hij Nityananda en zijn zuster als zijn officiële gezamelijke opvolgers. Maar Nityananda trad in 1985 onder mysterieuze omstandigheden af en zijn foto is tegenwoordig op een opvallende manier afwezig in de SYDA ashrams. De vrouwen die hem vergezelden, Inge Fichelmann en Kimberly Cable, ook bekend onder de Sanskrit namen Nirguna en Devayani, waren zijn voornaamste medewerksters.

De vijf schreeuwende mannen waren allen bekend aan Nityananda, en ze waren allemaal actieve volgelingen van Gurumayi. Eén van hen was lid van de uit drie personen bestaande directieraad van SYDA, die de dagelijkse leiding heeft over de ashram in South Fallsburg. Nityananda zei dat een ander van die mannen al vele jaren lang volgeling was en Ganesh Irelan heette. Deze bracht zijn gezicht vlak bij dat van Nityananda en zei op luide toon: “Ik zal je tot op je sterfbed achtervolgen!” Devayani rende naar binnen naar het loket om de politie op te bellen, maar toen die aankwam waren de mannen al uit de hal met de loketten weggestuurd door een bewaker van de luchthaven. Deze bewaker, Joseph Mee, vertelde me laten dat hij nog nooit iets had meegemaakt dat leek op de gebeurtenissen die daarop volgden. Lufthansa bracht Nityananda en Devanyani, die naar Duitsland zouden reizen als eerste traject van hun reis naar India, naar de wachtkamer voor eerste klas passagiers, hoewel ze niet eerste klas reisden. Toen de vlucht omgeroepen werd, vormden Mee en de andere bewakers een menselijke haag om hen heen en begeleidden hen naar de uitgang voor vertrekkende passagiers. Maar de vijf mannen waren erin geslaagd door een onbewaakte deur in het gebied voor vertrekkende passagiers te komen. “Ze zagen er allemaal hetzelfde uit, om eerlijk te zijn. Ze zagen eruit als klonen,” zei Mee. “Ze zeiden dat hij een sekteleider was …. maar intussen gedroegen zijzelf zich als idioten.” Het lukte Nityananda en Devayani in het vliegtuig te stappen maar ze werden tot de uitgang gevolgd door de vijf mannen, die, zo voegde Mee toe, “opzij geschoven” moesten worden om plaats te maken.”

Dit voorval, een mengsel van komedie en bedreiging, is slechts een van de meer recente in een lange reeks van vreemde en soms zorgelijke gebeurtenissen. Het laat zien dat achter het visioen van de gelukzaligheid in de Catskills een ingewikkelder verhaal schuilgaat, dat te maken heeft met een familieruzie en met de stichter van SYDA.

SWAMI MUKTANANDA PARAMAHAMSA, de voorganger van Gurumayi – en van Nityananda -, begon zijn spirituele zoektocht toen hij 15 jaar oud was, maar vond zijn guru pas toen hij 39 was, in 1947. Volgens de kerkelijke leer van SYDA “gaat …. de Siddha Yoga opvolging van guru op leerling … duizenden jaren in de tijd terug, en begint met de oorsprong van alle Gurus, Shiva.” Echter, historisch gezien gaat de opvolgingslijn van Muktananda niet verder terug dan tot zijn eigen guru, Bhagawan Nityananda, een extatische, en meestal zwijgende asceet, waarvan gezegd wordt dat hij geboren was als Siddha (Sanskrit voor “volmaakte mens”) en dat hij niet gezegd heeft dat hij zelf een guru had gehad. Andere volgelingen van Bhagawan Nityananda hebben ook gezegd dat zij zijn leerlingen waren, maar zij hebben zelf veel minder volgelingen. Sinds onheuglijke tijden zijn er in India Siddhas, en er zijn talrijke andere Siddha opvolgingslijnen in India vertegenwoordigd, maar geen enkele daarvan heeft zoveel volgelingen over de hele wereld als die van SYDA. Een centrale doelstelling in Siddha Yoga is het doen ontwaken van de kosmische energie, of Shakti, waarvan gezegd wordt dat hij zich in opgerolde vorm aan de basis van de ruggegraat bevindt, in een gedaante die Kundalini genoemd wordt, die, als hij geactiveerd wordt, zich als gelukzaligheid manifesteert. En de Shakti wordt door de guru ontwaakt – door een woord, een gebaar, een blik of een gedachte. Het is een geloofswaarheid dat dit de rol was die Bhagawan Nityananda voor Muktananda speelde, en dit is ook de rol die Muktananda voor duizenden mensen over de hele wereld zou spelen.

Nadat Muktananda in 1970 naar de Verenigde Staten gekomen was, reisde hij een paar keer de hele wereld rond, schreef meer dan dertig boeken, gaf lezingen, en stichtte vele ashrams en meditatiecentra. De officiële geschiedschrijvers van SYDA zeggen dat hij geloofde dat het zijn missie was een “meditatierevolutie” in het Westen te beginnen, en de honderden enthousiaste volgelingen in de jumbo-jets die door SYDA gechartered werden om Baba in India te volgen op twee van zijn “wereldreizen” (hij maakte er drie tussen 1970 en 1980) moeten dat als een reële mogelijkheid gezien hebben. De meeste volgelingen van Muktananda vereerden hem als een heilige, en veel van zijn studenten die zulke woorden liever niet gebruiken beschouwden hem desondanks als een van de meest indrukwekkende mensen die ze ooit gekend hadden. Zelfs verstokte rationalisten die hem ontmoet hebben vonden hem een man met veel charisma en charme.

Twee schijnbaar tegenstrijdige themas komen in de geschriften van Muktananda veel voor. Aan de ene kant adviseert hij zoekers niet te goedgelovig te zijn en niet te gauw aan de eisen van de guru toe te geven. “Een Guru liefhebben betekent niet achter hem aan lopen en ‘O Guru, Guru, Guru,’ zeggen,” schrijft hij. Aan de andere kant beweert hij dat de enige manier om aan de banden van het ego te ontsnappen is je aan een guru over te geven – niet door zijn fysieke vorm te aanbidden, maar door zijn pad en zijn leer te volgen. “De Guru is absoluut noodzakelijk voor je leven, net zo noodzakelijk als de levenskracht,” schrijft hij. Een ware guru, voegt hij hier aan toe, is “niet een individu, maar de goddelijke kracht van genade die door dat individu stroomt. Die kracht is de Shakti die de wereld schept en in stand houdt.” Om deze ontzaglijke krachten te onderhouden “leeft” een guru “zelf altijd volgens de leerstellingen die hij aan anderen onderwijst. Hij doorbreekt zijn eigen discipline nooit. Hij is strikt celibatair.” Muktananda raadde zijn volgelingen zelfs aan zich ook van sex te onthouden. “Voor meditatie,” vertelde hij aan een gehoor in South Fallsburg in 1972, “heb je geen dollars nodig, geen eieren, geen snoepjes, geen chocolade en geen taart. Wat je nodig hebt is deze kracht, deze kracht van het zaad. Daarom sta ik erop dat jullie gedurende je verblijf in de ashram volledig celibatair bent.” Op zulke fundamentele principes zijn geloofsgemeenschappen gebaseerd.

EEN PAAR honderd mensen woonden in de ashram ten tijde van mijn bezoek, maar de meeste volgelingen van Gurumayi leiden een gewoon leven in de maatschappij, onderbroken door weekends en langere perioden in de zomer in de ashram. Maar ook voor hen is de kracht van de oefeningen van SYDA niet te ontkennen. Sommigen vertelden mij dat de oefeningen van Siddha Yoga voor hen nuttiger geweest waren dan therapie, anderen dat Siddha Yoga hen geholpen had weer verbinding te krijgen met hun eigen godsdienst. En voor anderen, die er dieper in betrokken zijn, kan het hun leven totaal veranderen.

Zo iemand is Sally Kempton, een Amerikaanse vrouw die al vele jaren volgelinge van Gurumayi is. In 1974 gaf zij een veelbelovende carrière als journaliste op om in de ashram te gaan wonen. Kempton, de dochter van Murray Kempton, de columnist van Newsday, had een reputatie scherpe artikelen te schrijven voor tijdschriften zoals Esquire en de Village Voice. In april 1976 publiceerde de New Yorker een stuk van haar met de titel “Hanging Out with the Guru,” waarin ze Muktananda beschreef die in 1974 met zijn staf in een villa in Pasadena, California verbleef, met een grote menigte mensen die hem vereerden met vruchten en bloemen, terwijl hij hun hoofden met een bos pauwenveren aanraakte. Gekleed in zijn gewone oranje gewaad, met skipet en zonnebril, scheen het haar toe dat de 66-jarige guru een jongensachtige onschuld uitstraalde, en de “minst zweverige persoon in de zaal was, door zijn praktische, soliede aanwezigheid.” Kempton zat er ongeïnteresseerd bij toen de volgelingen vragen stelden over hun eigen visionaire ervaringen, totdat een vrouw een vraag stelde die met haar eigen leven te maken scheen te hebben: “Wat moet je met negatieve emoties doen?” Zijn antwoord -“Laat ze los”-en zijn daaropvolgende uitwerking van dit antwoord voor moeilijke problemen had voor haar de kracht van een dieptebom, niet vanwege het idee, dat voor haar niet anders dan een willekeurige hippie-filosofie klonk, maar vanwege de geestelijke autoriteit die ze erachter voelde: “Ik voelde alsof een enorm meer in mijn hart open was gegaan (O God, dacht ik, alles wat die bedriegers zeiden is dus toch waar), en het meer was vol zachte lucht, en ik dreef erin. Het was het meest intense sensuele gevoel dat ik ooit gehad had. Het voelde zo lekker dat mijn eerste reactie een scherp schuldgevoel was, een gevoel dat ik per ongeluk in een verboden gebied terecht gekomen was, en misschien een centrum van plezier in mijn brein had aangeraakt, dat me verslaafd zou maken aan deze niet-lichamelijke sensualiteit, en me aan het lijntje zou houden met gelukzaligheid, totdat ik in een plant zou veranderen.”

Ze schreef dat ze kort daarna met roken stopte, hoewel ze sinds haar dertiende jaar gerookt had en niet een speciale wens gehad had om te stoppen. Ze kreeg ook veel minder behoefte aan slaap, en ze stoorde zich niet meer aan dingen die haar in het verleden vreselijk geërgerd hadden. Een paar weken na die eerste ontmoeting werd ze officiëel aan Muktananda voorgesteld, en drie maanden daarna, in Denver, trad ze toe tot zijn staf.

Het artikel over Muktananda in de New Yorker was een van de laatste populaire tijdschriftartikelen die Kempton schreef. Toen het verscheen was ze al lid van de staf van Muktananda geworden. Sindsdien heeft ze full-time voor zijn organisatie gewerkt, en in 1982 werd ze een swami en kreeg de spirituele naam Durgananda. Het opgeven van haar carrière werd een bekend verhaal in de kleine wereld van de journalisten in New York. Ross Wetzsteon, een voormalige uitgever van de Voice voor wie ze werkte, zei me dat volgens hem haar betrokkenheid in Siddha Yoga haar geen goed gedaan heeft, “Sally was een heel talentvolle schrijfster, maar toen ze met die plek te maken kreeg verloor ze al haar humor, al haar ironie, en al haar inzicht,” zei hij. “Het was alsof haar brein helemaal verrot was. Er was een leegte. Ze leek hol. Sommige mensen gebruiken het woord ‘gehersenspoeld’- ik weet dat dat hier niet op zijn plaats is, maar het was alsof haar centrum verdwenen was, niet sterker geworden.

Durgananda, die nu 51 is, is een slanke vrouw met fijne gelaatstrekken, kort donkerblond haar en grote, intelligente, bleekblauwe ogen. Toen ik haar ontmoette tijdens een vegetarische Indiase lunch in de snackbar van de ashram, droeg ze een rode jurk en een skipet. Hoewel ze in de verste verte niet overeen kwam met het beeld van gelukzaligheid, lachte ze vaak en ze had een goed gevoel voor humor. Net als vele andere volgelingen sprak ze op nogal abstracte manier over de guru. Zo vertelde ze me dat Gurumayi en Muktananda zich van de andere, gewonere guru’s onderscheiden doordat “ze helemaal verlicht zijn. Ze hebben het doel bereikt.”

“Hoe weet u dat?” vroeg ik.

“Uiteindelijk weet je het door je eigen ervaring. Je weet het door de staat die jezelf bereikt. Maar er zijn een heleboel manieren om de staat van de guru te testen of te begrijpen. Een daarvan is dat een meester zich in een staat van volkomen gelijkheids-bewustzijn bevindt, en dat zie je in de praktijk. Met andere woorden, ze zweven niet en staan niet buiten de wereld, maar ze zien echt iedereen als gelijk. Dat is iets wat zo zeldzaam is, dat wij ons er niet van bewust zijn hoeveel ongelijkheid we ervaren…. dingen als: je hebt het te heet of te koud, je vindt dit fijn en dat niet, je wil dit wel en dat niet. Het is alsof het hele heelal bestaat uit beter en slechter, en meer en minder. Wat je bij deze meesters ziet is niet dat ze het niet koud of heet hebben, en het is niet zo dat ze niet zeggen, ‘Draai de verwarming lager’. Zo is het niet. Maar je ziet dat ze steeds in verschillende situaties zijn en je ziet dat er echt een oneindig plezier en gelijkmoedigheid in hen is.”<

Toen ik Durgananda een paar vragen stelde over de dagindeling van Gurumayi en haar gewoontes, antwoordde ze heel voorzichtig. Alles wat ik daaruit kon opmaken was dat Gurumayi haar maaltijden alleen gebruikt, een goed gevoel voor humor heeft, en het heel fijn vindt anderen te helpen.

Sommige volgelingen met wie ik sprak, beschreven visioenen van Gurumayi die ze gehad hadden en die hun leven veranderd hadden – soms voordat ze Gurumayi ontmoet hadden – of ze spraken over voorspellende dromen van haar. Maar de krachten die aan Gurumayi worden toegekend hebben vooral te maken met het helpen van mensen om zich meer “in hun eigen middelpunt” te voelen; haar kracht zou ook kunnen liggen in het vermogen goedopgeleide en maatschappelijk betrokken volgelingen aan te trekken. Gurumayi is in elk geval een onverstoorbare, kalme leidster met zelfvertrouwen. Desondanks werd ik iedere keer tegengehouden wanneer ik een methode probeerde te vinden om door de barrières om haar heen te komen. Mij werd verteld dat het haar beleid was geen interviews te geven aan tijdschriften behalve die van SYDA zelf. In tegenstelling daarmee gaf Muktananda veel interviews, en hij verscheen zelfs in talrijke TV-programmas (daarbij was een programma in Santa Monica in 1980 waarin hij de interviewer tijdens een reclamepauze shaktipat gaf; shaktipat is de naam van de overdracht van spirituele kracht van guru naar leerling), en in het begin van haar tijd als guru gaf Gurumayi ook diverse interviews. Ik merkte bovendien dat ik nooit op mijzelf op het terrein van de ashram kon rondwandelen, of zelfs in de ontvangstruimte kon zitten, zonder dat er een glimlachende man met een walkie-talkie of een zoetgevooisde helper naar me toe kwam. Veel van mijn vragen over de geschiedenis van SYDA schenen op een sfeer van geheimzinnigheid te stuiten. Nadat ik een privé-gesprek met een volgeling had gehad, althans dat dacht ik, werd de inhoud van dat gesprek aan de SYDA staf overgebracht door iemand die in de buurt had gestaan. Misschien had de ervaring hen bang gemaakt voor de risico’s hun zaken in de openbaarheid te brengen.

SYDA’S eerste kennismaking met schandalen kwam toen Swami Muktananda er kort voor zijn dood van beschuldigd werd zich niet aan de principes van celibaat te houden die hij zelf zozeer aanbeval. Deze beschuldigingen verschenen in 1983 in druk in een artikel van William Rodarmor in de CoEvolution Quarterly (nu de Whole Earth Review). Het artikel van Rodarmor was gebaseerd op 25 interviews met leden en voormalige leden van SYDA, en het beschreef sexuele activiteiten van Muktananda met vrouwelijke volgelingen, waaronder veel jonge meisjes. Volgens het artikel hadden Muktananda’s naaste medewerkers dit gedrag jaren lang niet opgemerkt of ze hadden geprobeerd het weg te verklaren. In 1981 verspreidde een swami, Stan Trout, een open brief waarin hij de 73 jaar oude guru ervan beschuldigde het vertrouwen van jonge vrouwen in de ashram te beschamen en hun families ellende te bezorgen, door hen sexuele gunsten te vragen onder het mom van spirituele verlichting. Hoewel de brief van Trout veel mensen in de SYDA gemeenschap bezorgd maakte, en schokgolven in het wereldje van de yoga veroorzaakte, koos Muktananda ervoor hierop te antwoorden door een “Boodschap van Baba,” in de kudde te laten rondgaan waarin hij de 15-e eeuwse heilige en dichter Kabir citeerde (“De olifant loopt in zijn eigen pas vooruit, maar de honden volgen hem en blaffen”), en door de volgelingen te zeggen dat zij de “waarheid door hun eigen ervaring moeten kennen, en niet door de brieven die zij ontvangen.”

Ex-volgelingen vertelden Rodarmor dat Muktananda een speciaal geconstrueerde tafel in de ashram in South Fallsburg gebruikte voor zijn sexuele ontmoetingen, dat hij in India de gewoonte had ontwikkeld de slaapzalen van de meisjes ‘s avonds te bezoeken, en dat het zijn gewoonte was om geld en juwelen aan jonge vrouwen te geven die hij naar zijn kamer ontbood. (De ex-volgelingen zeiden dat als een jonge vrouw plotseling nieuwe juwelen droeg, men dan begreep dat ze de handtastelijkheden van de guru had ondergaan.) Michael Dinga, een aannemer in Oakland, en tevens een voormalig bestuurslid van SYDA die vele jaren de leiding had over de bouwprojecten in South Fallsburg maar later teleurgesteld werd en SYDA in 1980 verliet, vertelde Rodarmor dat “dit verondersteld werd Muktananda’s grote geheim te zijn, maar omdat veel van de meisjes in hun vroege of middelste tienerjaren waren, het moeilijk was dit geheim te bewaren.”

Omdat ik deze aantijgingen wilde onderzoeken, heb ik ongeveer honderd ex-volgelingen, ex-bestuursleden en ex-swami’s opgespoord. Alle, op een paar na, waren zo bang voor represailles, of zo angstig om in de netten van de organisatie verstrikt te raken, dat ze alleen tegen mij wilden spreken als ik beloofde hun naam niet te noemen. Een groot aantal van hen geloofde dat de beweringen over Muktananda’s gedrag waar waren, en ze vonden het moeilijk te geloven dat Gurumayi dit niet wist. Een paar voormalige volgelingen vertelden me dat veel mensen het als een eerbewijs beschouwden wanneer iemand door de guru betast was; een persoon zei dat de vrouwen die langdurige relaties met hem hadden bekend stonden als zijn “koninginnen,” alhoewel sommige families en voogden van de meisjes die sexueel contact met hem gehad hadden heel boos geworden waren. Verscheidene mensen merkten op dat wat er gebeurd was had plaatsgevonden in een context van een zeer grote eerbied. Zo hadden de volgelingen de gewoonte het badwater van Muktananda te drinken, en zijn haar dat bij de kapper afgeknipt was te vereren, net zo als kort daarna de stafmedewerkers van Gurumayi erom vochten om in haar gebruikte badwater te zitten.

“Een Siddha-meester kan de Shakti sappig maken met sex,” zei iemand die jarenlang volgeling geweest was maar SYDA in het midden van de tachtiger jaren had verlaten. In zijn boek “Waarheen Ga Je?” schrijft Muktananda: “Door de kracht van zijn omhoog stromende sexuele vloeistof” is de guru “in staat Shaktipat te geven.” In deze context schijnt het een argument voor het celibaat te zijn. Maar het kan licht werpen op een detail dat in alle verhalen over de sexuele contacten van Muktananda aanwezig is, namelijk dat hij geen zaadlozing kreeg. Twee vrouwen met wie ik sprak en die in hun twintiger jaren was toen Muktananda hen benaderde zeiden dat zij hun ervaring als “liefdevol” beschouwd hadden, en dat het “niet precies sex” was. Wat precies met “niet precies sex” bedoeld werd, werd door een andere ex-volgelinge duidelijk gemaakt, een schrijfster, die me een ongepubliceerd verslag stuurde van een sexueel contact dat ze gehad had toen ze 26 was, met Muktananda die toen 71 was. Nadat hij op een avond volgens haar zeggen een poos met haar in zijn kamer gesproken had over de kracht van Kundalini, zei Muktananda haar dat “het plezier dat we krijgen door het hebben van sex ook een hoger equivalent heeft. ” Haar verhaal gaat verder:

Hij zei me dat als de Kundalini volledig gerealiseerd is, het lichaam in een staat van permanente extase verkeert. “Het verandert steeds en is steeds nieuw.”

Hij vroeg me op een tafel te gaan liggen. Hij ging vlak bij mij staan en ging bij mij naar binnen. We bleven ongeveer anderhalf uur in die positie. In die hele tijd had hij geen enkele keer een erectie of een zaadlozing. Hij bewoog zelfs niet. We praatten de hele tijd. Hij maakte veel grapjes en vertelde me verhalen over zijn kindertijd. Op een bepaald moment zei hij: “Wat nu gebeurd kan niet met het verstand begrepen worden. Denk er niet teveel over na. Dit gebeurt gewoon, dat is alles. Besef alleen dat dit de grootste dag van je leven is.”

Het was een heel buitengewone ervaring. En hij had gelijk, ik heb nooit met mijn verstand begrepen wat er die avond gebeurde. Alles wat ik weet is dat ik in een staat van totale extase was, en wat er gebeurde had niets te maken met sex.

In een recente brief aan mij verzoekt deze vrouw mij haar ervaring in een context van moreel relativisme te zien, net zoals zijzelf hem ook ziet. “Het prachtige voorbeeld dat de (echte) Siddhas ons geven, dat mij altijd zo diep raakt, is hun eigenschap van niet-oordelen en totale aanvaarding,” schrijft ze, en ze voegt daaraan toe: “de Genade van een Guru zoals Baba is iets heel mysterieus.” Muktananda heeft zijn sexuele contacten wellicht in zo’n licht gezien, en zijn wens om ze zelfs voor het grootste deel van zijn volgelingen geheim te houden, kan, hoe hypocriet ook, een kwestie van public relations zijn. Een behoorlijk aantal mensen met wie ik sprak hadden problemen met zijn dubbelleven, maar ze gaven spirituele verklaringen voor zijn gedrag. Slechts enkelen zagen de tijd die ze met Muktananda hadden doorgebracht voornamelijk als een slechte ervaring of vonden dat de spirituele gaven die hij hun gegeven had door zijn sexuele activiteiten teniet waren gedaan. Sommigen speculeerden dat de sexuele activiteiten als godinnenverering konden worden gezien; anderen verwezen naar vroegere gevallen in de geschiedenis van de yoga waarin heilige meesters zich niet aan conventionele gedragsregels hielden omdat ze zelf op een esoterischer vlak leefden. Twee mensen suggereerden dat Muktananda’s voorkeur voor heel jonge meisjes, waarvan gezegd werd dat hij ze regelmatig uitkoos uit een slaapzaal met zes bedden die de Prinsessenslaapzaal heette, aangaven dat hij “extra energie” van hen nodig had na zijn drie hartaanvallen. Tenslotte hebben enkele volgelingen gesuggereerd dat Muktananda in werkelijkheid Tantrische spirituele inwijdingen gaf. (De Tantrische traditie is afgeleid van een aantal mystieke Hindoeïstische en Boeddhistische geschriften uit de zesde tot de twaalfde eeuw, waarin oefeningen worden beschreven, inclusief een vorm van sexuele gemeenschap waarbij de zaadlozing tegengehouden wordt – om hogere bewustzijnsniveaus en verlichting te bereiken.) Maar de geleerden in de Tantra-traditie met wie ik sprak verwierpen zulke verklaringen. “Dit soort gedrag kan niet gelegitimeerd worden door het Tantra te noemen,” zei Robert Thurman, hoofd van de Faculteit van Godsdienstwetenschappen van de Universiteit van Columbia. “Zo’n schokkende gebeurtenis komt niet vaak voor, zelfs niet in legendes, en dit laat zien dat zulk gedrag niet met de traditie overeenstemt.”

Sommigen zeggen dat Muktananda het dichtste in de buurt kwam van een verklaring op de indirecte manier, namelijk in de vorm van een lezing die Pratap Yande, een Indiër die jarenlang volgeling was, kort voor de dood van de guru gegeven heeft. De lezing verscheen na zijn dood in de aflevering van Oktober 1982 van het Siddha Path, het maandblad van de sekte. De titel van de lezing was “Kom nooit te dicht bij een heilige,” en de lezing ging over de grote zeventiende eeuwse heilige Ranganath, die in zijn jeugd als een asceet leefde maar op een zeker ogenblik een visioen had waarin hij de opdracht kreeg de dingen van de wereld die hem werden aangeboden, aan te nemen. Langzamerhand kwam het visioen uit: hij kreeg een mooi huis, dienaren, en mooie kleren, en begon een luxueus leven te leiden, wat veel mensen om hem heen “verwarrend” vonden. Het verhaal zegt dat op een dag een vrome koning Ranganath (die nog steeds een asceet werd verondersteld te zijn) in bed aantrof met twee mooie vrouwen die zijn voeten masseerden. Toen de koning zag dat Ranganath zich op deze wijze vermaakte, kwam er “een beetje twijfel aan zijn heiligheid” in hem op. Ranganath voelde dit en stuurde de vrouwen weg. Hij liet een zilveren emmer brengen, “sloot de deur, en loosde in de aanwezigheid van de koning zijn zaadvloeistof in de emmer, tot hij tot de rand toe vol was.” Daarna gebruikte hij een esoterische yoga-methode, de mahavajroli mudra, “om al het zaad weer in zichzelf op te nemen. Toen sliep hij weer in,” en de vrouwen kwamen terug en gingen verder zijn voeten te verzorgen. De moraal van het verhaal: “Het is onmogelijk een Siddha te begrijpen.” Hoe dan ook, er bleven enkele volgelingen die geen enkel soort spirituele verklaring konden accepteren, en die aarzelend de conclusie trokken dat hoewel Muktananda’s spirituele kracht niet te ontkennen was, hun leraar niet zo verlicht en niet zo onfeilbaar was als zij hadden geloofd. Nog anderen voelden walging en waren geschokt toen zij over zijn gedrag hoorden. Tientallen actieve volgelingen verlieten uiteindelijk SYDA nadat zij de beschuldigingen tegen Muktananda hadden gehoord; sommigen hebben daarna nooit meer spirituele oefeningen gedaan. “Mijn persoonlijke mening is dat het niet goed is, ongeacht of het een oude en eerbiedwaardige traditie is,” kreeg ik van een ex-volgelinge te horen die bijna een jaar moeite gedaan had om er een bevredigende verklaring voor te vinden. “Het was sex en het was misbruik.” Die zelfde vrouw was een lid van de binnenste cirkel van SYDA geweest, maar ze kreeg te horen dat ze niet langer welkom was in de ashram nadat ze had geconcludeerd dat ze niet met de beschuldigingen over Muktananda’s sexuele activiteiten in het reine kon komen. Ze vertelde Durgananda dat ze wegging vanwege kwesties die met haar persoonlijke integriteit te maken hadden. “En wat zij toen antwoordde – ik zal het nooit vergeten – was: ‘Wel, jij hebt de luxe van integriteit. Mensen die toegewijd zijn hebben die luxe niet.’ Dat deed mijn haren ten berge rijzen!” Durgananda zegt dat ze zich niet kan herinneren dat ze dat gezegd heeft.

SYDA heeft steeds de opvatting verdedigd dat Muktananda zijn celibaat nooit gebroken heeft, en de SYDA-swamis hebben veel moeite gedaan om met behulp van trainingssessies met rollenspellen aan de meditatieleraren en – leraressen manieren te leren om met vragen over het onderwerp om te gaan. Een Amerikaanse swami met wie ik sprak – Kripananda, een vroegere professor op een college die veel bij Muktananda had gewoond en met hem had gereisd, ontkende alle beschuldigingen nadrukkelijk. Kripananda zei dat in de Indiase ashram van SYDA, in Ganeshpuri, ongeveer 80 km van Bombay, haar kamer lag naast de trap die liep van de meisjesslaapzaal op de bovenverdieping naar Muktananda’s kamer daaronder. De muren en deuren waren zo dun dat ze hem kon horen niezen en kuchen, en ze had nooit iets verdachts gehoord. En geen van de meisjes had ooit tegen haar over sexuele aanranding geklaagd, hoewel ze wel constant bij haar kwamen met hun problemen.

Durgananda noemde de beschuldigingen “lachwekkend” en “belachelijk.” Als ze waar zouden zijn, zei ze, dan had Muktananda niet kunnen doorgaan met het geven van shaktipat, en de organisatie zou niet zo gezond kunnen blijven als ze nu is. Kort geleden sprak ik echter met twee ervaren SYDA meditatieleraren met gevestigde academische reputaties en succesvolle carrières als psychotherapeut, die zeiden dat Durgananda zich tegen hen anders had uitgelaten. Ze vertelden me dat ze de afgelopen winter sommige van deze beschuldigingen hadden onderzocht en helaas hadden geconcludeerd dat ze waar waren. In mei van dit jaar hadden ze Durgananda en een andere swami met hun resultaten geconfronteerd omdat ze wilden weten waarom de waarheid zoveel jaren voor hen verborgen was gehouden. De confrontatie vond niet in de ashram plaats, en deze keer zei Durgananda volgens de therapeuten niet dat de beschuldigingen onwaar waren. Durgananda vertelde de therapeuten dat zij een aantal van deze vrouwen goed kende en ervan overtuigd was dat hetgeen gebeurd was goed voor hen geweest was, maar dat de swamis er nooit over gesproken hadden omdat het meer gepast was “discreet” te zijn. De therapeuten hebben SYDA nu verlaten. Toen ik Durgananda opbelde en haar vertelde wat zij tegen me gezegd hadden, antwoordde ze: “Voor zover ik me herinner heb ik tegen hen gezegd dat het (de beschuldigingen) niet waar is,” en ze voegde eraan toe dat, of de beschuldigingen nu “wel of niet waar zijn, ons begrip van Baba hierdoor niet echt verandert.”

Even zorgwekkend als deze sexuele beschuldigingen zijn de beschrijvingen die Michael Dinga, voormalig bestuurslid van de SYDA foundation, en andere volgelingen aan Rodarmor gaven over de gewelddadige methodes die gebruikt werden om ex-volgelingen de mond te snoeren of te straffen voor hun ontrouw. De ex-volgelingen zeiden dat mensen die niet in de gunst van SYDA stonden door de jaren heen door diverse “orde-bewakers” werden opgewacht en bedreigd. Dinga en zijn vrouw, Chandra, vertelden Rodarmor dat zij maandenlang werden lastig gevallen. Door een bericht op het antwoordapparaat van een andere ex-volgeling werden Dinga en zijn vrouw gewaarschuwd dat als ze hun mond open zouden doen, “zuur in het gezicht van Chandra gegooid zou worden en Michael zou worden gecastreerd.” In het begin van de tachtiger jaren waren de ex-volgelingen speciaal bang voor David Lynn, een veteraan uit de Vietnamoorlog (Joe Don Looney, een beroemde en kleurrijke beroepsrugbyspeler die in de zestiger jaren bekend was doordat hij zijn trainers graag treiterde, was ook korte tijd in deze activiteiten betrokken.) Rodarmor berichtte ook dat Muktananda Michael Dinga opbelde toen deze nog in de ashram woonde om te klagen over de swami Stan Trout; hij zei Dinga dat “Trout’s ego te groot wordt,” en legde uit dat hij Lynn stuurde om hem weer in het gareel te krijgen, en dat Dinga zich daar niet mee moest bemoeien. (Dit incident ging vooraf aan de open brief van Trout en had daar niet mee te maken.) Dinga vertelde Rodarmor dat Lynn naar South Fallsburg ging, met Trout begon te vechten en hem stompte. (Lynn bevestigt dat hij Trout gestompt heeft maar zegt dat hij uit eigen beweging gegaan was.) Volgens Rodarmor bezochten Lynn en Looney een andere ex-volgelinge en vertelden haar dat Muktananda gezegd had dat Chandra Dinga nog maar twee maanden te leven had. Deze bedreigingen hielden pas op nadat de familie Dinga een advocaat in de arm hadden genomen en de plaatselijke politie bij de ashram in Oakland op bezoek was geweest.

Dit element in het verhaal van Rodarmor, namelijk de intimidatie van mensen die SYDA verlaten en die de organisatie schijnen te bedreigen, is door Gurumayi’s SYDA overgenomen en werpt nog steeds een schaduw op de organisatie, vooral in verband met de beschuldigingen over de mishandeling van Gurumayi’s broer en mede-opvolger Nityananda.

LANG voordat Gurumayi en Nityananda geboren waren was hun vader Sheena Shetty, eigenaar van een restaurant in Bombay, een bewonderaar van Muktananda. Ze ontmoetten elkaar voor het eerst in 1944 en Shetty, die een diep religieus man was, gaf Muktananda een poos woonruimte boven zijn restaurant in Bombay. Uiteindelijk stuurden Shetty en zijn vrouw Devaki twee van hun vier kinderen naar Muktananda om bij hem te wonen en te studeren. Malti – de toekomstige Gurumayi – kwam in 1973 aan, toen ze achttien jaar was; Subhash, het derde kind en zeven jaar jonger dan Malti, volgde in 1978.

Subhash Shetty, die bekend stond als een vriendelijke, enigszins verlegen jongen, ontving de naam Swami Nityananda Saraswati toen hij zijn monniksgeloften in Oktober 1980 aflegde. Deze naam was een bijzondere eer, omdat Muktananda’s eigen guru ook Nityananda heette. Aan het eind van een groot openbaar programma in South Fallsburg op 17 juli 1981 kondigde Muktananda, die toen 73 was en een slechte gezondheid had, aan dat de toen achttienjarige Nityananda hem zou opvolgen. Bijna iedereen was verrast door dit nieuws, en er wordt gezegd dat dit ook voor Nityananda zelf gold. Veel mensen waren blij met dit nieuws maar anderen maakten zich zorgen dat hij veel te onervaren was om de positie van de guru in te nemen. Eén persoon die onvoorbereid was op dit nieuws was Malti, die door sommigen als een veel geschiktere kandidaat gezien werd, vanwege haar grotere rijpheid, discipline, en ervaring.

Ergens in de winter daarna begon Muktananda te spreken over zijn opvolgers – meervoud – zonder zich duidelijker uit te drukken. Uiteindelijk werd hij op 25 Februari 1982 door verscheidene swami’s voor het tijdschrift Siddha Path geïnterviewd, en hij zei dat omdat er twee geslachten in de wereld waren, het goed leek om een man en een vrouw zijn opvolgers te maken. Op 26 april, in Ganeshpuri, kreeg Malti de naam Chidvilasananda, haar prachtige zwarte haar werd afgeschoren, en zij legde de monnikgeloften af. (Gurumayi, of “degene die in de guru is verzonken,” is een erenaam.) Twee weken later werden broer en zus, die volgens ex-volgelingen allebei tegelijk verwend en aan de leiband gehouden waren door Muktananda, als gezamelijke opvolgers geïnstalleerd. Op een video van de ceremonie zien ze er beiden onder de indruk en kwetsbaar uit. Gurumayi was toen bijna 27, Nityananda pas 19.

Vanaf het begin was hun stijl verschillend. Volgens de meeste mensen was Nityananda informeel, toegankelijk, gezellig in de omgang met de volgelingen, hij nam zichzelf niet al te serieus, en hij vond zingen, mediteren en drummen leuker dan het geven van lezingen. Gurumayi daarentegen hield van ritueel en besteedde serieuzere aandacht aan het handhaven van een goed beeld van SYDA en van zichzelf naar de buitenwereld. Als er twee darshan-rijen waren (voor het ontmoeten van de beide guru’s) was de hare langer. Nityananda was ermee tevreden dat zijn zuster een belangrijkere rol had in het leiden van de ashram.

Door de dood van Muktananda, vijf maanden nadat hij het tweetal als opvolgers geïnstalleerd had, verloor SYDA zijn belangrijkste troefkaart. Zijn dood veroorzaakte ook een soort organisatorisch vacuum. Toen hij zijn opvolgers benoemde, scheen Muktananda nooit gezegd te hebben dat één van hen “verlicht” was, en hij had hen ook geen specifieke instructies gegeven om de organisatie te leiden. De situatie werd nog erger doordat in de jaren daarna veel van de meer ervaren swami’s, en ongeveer de helft van alle swami’s in totaal, SYDA verlieten, omdat ze zonder Muktananda minder verbinding met de organisatie voelden, of doordat zij een steeds meer autoritaire sfeer ervoeren.

Sommige volgelingen die hun band met SYDA in de jaren daarna verloren, stapten eruit en werden leerlingen van een andere Indiase spirituele lerares, Mata Amritanandamayi. Een aantal mensen die haar bezochten toen ze nog deel uitmaakten van het SYDA-wereldje, ontdekten tot hun verbijstering dat hun namen bij aankomst van haar programma’s werden genoteerd. SYDA ontkent dat ze ooit opdracht heeft gegeven tot het opschrijven van de namen van bekende volgelingen of ex-volgelingen die programmas van andere spirituele leiders bezochten. Maar een ex-swami met wie ik sprak gaf met veel schaamte toe dat ze aan zulke activiteiten had meegedaan. Door de jaren heen hebben veel mensen te horen gekregen dat ze niet meer welkom zijn in de ashram omdat ze het niet met het beleid eens zijn. Hoewel ik met meer dan tien van dit soort mensen gesproken heb, zegt SYDA dat de enige mensen die geen toestemming krijgen om de ashram te bezoeken degenen zijn die “zich schuldig hebben gemaakt aan het verstoren van de vrede en rust in de ashram.”

Het aantrekken van nieuwe volgelingen werd echter van meer belang gevonden. Hoewel mensen die lezingen in het openbaar hielden al in de tijd van Muktananda begeleiding (tutoring) kregen, en er toen al bepaalde algemene richtlijnen waren, gaf hij zijn swamis een behoorlijke vrijheid. Maar na zijn dood namen de managers geleidelijk veel van de taken van de swami’s over, en bijna elk facet van de vormgeving van de religieuze en de propaganda-programma’s van de ashram kwam onder controle te staan van de Programming Department (Programma Afdeling). Zij gebruikten van te voren ingestudeerde lezingen, en ook van te voren ingestudeerde antwoorden uit het publiek, om de openbare programma’s van SYDA goed te laten verlopen. Na verloop van tijd werd de swamis af en toe gevraagd kleine microfoontjes in hun oor te dragen wanneer ze lezingen gaven, opdat Gurumayi of George Afif, een volgeling van Libanese afkomst en tevens naaste medewerker van Gurumayi, aanwijzingen konden geven terwijl ze hun lezingen gaven.

ZELFS echte gelovigen werden zwaar op de proef gesteld door een reeks bizarre gebeurtenissen die aan het eind van 1985 in Ganeshpuri plaatsvonden. Toen werd plotseling aangekondigd dat Muktananda Nityananda maar voor een periode van drie jaar als mede-guru had benoemd, dat die tijd nu op was, en dat Nityananda daarom zijn taken als mede-opvolger en als swami neerlegde. Voor veel mensen in de SYDA ashrams in de Verenigde Staten, en vooral voor degenen die krachtige spirituele ervaringen met hem hadden gehad, was dit een verbijsterend bericht. Aan de volgelingen werd meegedeeld dat ze alle foto’s van Nityananda en video’s van Nityananda moesten inleveren en dat ze alle foto’s van hem en informatie over hem uit hun boeken moesten scheuren. Een voormalige centrumleider vertelde dat hij de aanwijzing kreeg dat de foto’s van Nityananda verbrand moesten worden omdat ze ongeluk zouden brengen. Vijf maanden daarna wijzigde SYDA het eerdere bericht: de reden waarom Nityananda was afgetreden werd nu dat hij zijn gelofte van celibaat gebroken had. Nityananda, die eens Muktananda’s vereerde opvolger geweest was, was nu niet meer een guru, en hij hield ook op een persoon te zijn.

Sommige mensen zeggen dat de oorzaken van het conflict vanaf het begin aanwezig geweest waren. Kort na de begrafenis van Muktananda gaven Gurumayi en Nityananda voordrachtjes over hun nieuwe rollen. In een video hiervan die ik kort geleden gezien heb (een onwillige volgeling had hem bewaard tijdens de grote zuivering), zag je Nityananda met ogen vol tranen en een stem vol emotie, die de hand van zijn zuster greep, hem in de lucht hield, en zei: “De mensen zijn al begonnen een scheiding tussen ons te creëren: zij is beter en hij is slecht; of hij is beter en zij is slecht. Ik wil jullie één ding zeggen. Veel van jullie weten dat we in hetzelfde gezin geboren zijn, en dat we sinds onze kindertijd verbonden zijn. Wat jullie ook doen of van ons denken, we zullen niet uit elkaar gaan.”

Maar toen de twee guru’s drie jaar later, in de herfst van 1985, gescheiden in Ganeshpuri aankwamen voor rituelen ter gelegenheid van de derde verjaardag van Muktananda’s dood, stond deze eenheid al ernstig onder druk. Vanwege deze spanningen had Nityananda al aan een paar vrienden gezegd dat hij dacht dat het een goed idee zou zijn als hij vrijaf zou nemen om een tocht te maken langs de heilige plaatsen van India. Deze tocht heeft nooit plaatsgevonden. In plaats daarvan begon Nityananda aan een heroïsche zwerftocht die eindigde in ballingschap in zijn eigen kleine ashram, Shanti Mandir (Tempel van Vrede), in de Catskills niet ver van de SYDA-ashram. In het begin aarzelde Nityananda om met mij te praten, maar uiteindelijk was hij bereid me te ontmoeten in Shanti Mandir, op een dag met sneeuw in de afgelopen winter. Zijn ashram bleek een bescheiden huis van baksteen en hout te zijn aan een klein weggetje achteraf. Nityananda had een groot en rond gezicht en een donkere baard. Hij gedroeg zich op vriendelijke en bescheiden manier en hij droeg het oranje gewaad van een swami.

Hij gaf grif aan mij toe dat hij, zoals SYDA beweerde, zijn geloften gebroken had, en dat hij in de periode toen hij tussen de 19 en 23 jaar oud was, sexuele ontmoetingen met zes vrouwen gehad had; hij zei ook dat hij dit heeft bekend aan iedereen die het hem gevraagd had. Hij voegde eraan toe dat een van deze vrouwen Devayani geweest was (nu zijn belangrijkste medewerkster). Hij zei dat hij zijn overtredingen in het verleden betreurt, maar dat hij gelooft dat de essentiële gave die hij van Muktananda gekregen heeft, eeuwig is, en dat hij zijn opvolger is en dat altijd zal blijven. Negen jaar geleden heeft Gurumayi overduidelijk laten zien dat zij het hierin niet met hem eens is.

HIER is Nityananda’s verhaal over zijn val:

Op 23 oktober 1985, ongeveer half elf ‘s avonds, toen duizenden mensen elders in de ashram in Ganeshpuri aan het zingen waren, werd er op de deur van Nityananda’s kamer geklopt. Toen zijn bediende de deur opende, drongen er zeven of acht mensen binnen, die tegen Nityananda begonnen te schreeuwen: “Je hebt al je macht verloren! Je bent geen guru meer!” Toen hij hiertegen protesteerde zeiden zijn bezoekers dat ze namens Gurumayi spraken, en ze gingen door met hun aantijgingen. Nityananda zegt dat hij met zijn zuster probeerde te spreken – hij probeerde haar op te bellen via de ashram intercom – maar zij weigerde te antwoorden en zei alleen dat zij de volgende ochtend zouden praten. Hij zei tegen haar dat als de situatie zo was, hij moest weggaan. Een uur later zei zijn chauffeur hem dat de banden van alle auto’s van de ashram waren doorgesneden door drie mannen die tot de staf van zijn zuster behoorden.

De volgende ochtend kwamen hij en zijn zuster bij elkaar in de vestibule van het appartement van Muktananda. Zij had George Afif bij zich. Zijn zuster vroeg hem: “Zo, wat wil je nu?” Hij antwoordde: “Jij wil me hier niet hebben. Ik zou dus moeten weggaan, maar omdat alle mensen voor deze rituelen zijn gekomen kan ik waarschijnlijk beter blijven tot ze afgelopen zijn.” Toen Gurumayi haar broer vroeg naar haar kamer te komen “om verder te praten,” werd hij ineens omringd door dezelfde mensen die de vorige avond naar zijn kamer gekomen waren. “Deze mensen zijn hier om je te helpen datgene uit je te krijgen wat je wil zeggen,” zei zijn zuster tegen hem.

Daarna werd hij naar de studeerkamer van Muktananda geleid. De achttien dagen daarna was hij daar en kreeg hij alleen de bezoek van mensen die Gurumayi had goedgekeurd – voornamelijk dezelfde mensen die die avond naar zijn kamer gekomen waren. Deze mensen onderwierpen hem elke dag aan lange tirades. Hij werd twee keer meegenomen naar de cafetaria en twee keer om openbare aankondigingen te maken, beide keren onder dwang: de eerste was dat hij een gelofte van stilte had gedaan, en de tweede, vijf dagen daarna, dat hij als guru aftrad. De Mahamandaleshwar, dat is dezelfde kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder die veel van SYDA’s religieuze ceremonies geleid had, ook die waarin Nityananda de monniksgeloften aflegde, werd ertoe overgehaald om zijn zegen te geven aan ceremonies waarin Nityananda zijn waardigheid als monnik, zijn spirituele naam (hij kreeg de nieuwe naam Venkateshwar Rao), en zijn status als guru afgenomen werd. Op 10 november werd Gurumayi als enige opvolger van Muktananda geïnstalleerd.

Daarna mocht Nityananda naar zijn kamers terugkeren. In de volgende weken tekende hij een verklaring dat hij zijn positie als mede-religieus leider van de SYDA Foundation opgaf, diverse blanco vellen papier, en een document waarin hij zijn zeggenschap over een bankrekening opgaf. “Baba had een miljoen dollar voor Gurumayi en voor mij op een bankrekening in Zwitserland gezet,” zei Nityananda tegen mij. “De ashram had zijn eigen bankrekeningen, en er was een privé-bankrekening onder de naam van Baba, die hij aan ons had overgedaan. Hij had me gezegd dat als er ooit iets met de ashram zou gebeuren – als de mensen niet meer zouden komen, of als er een ander ongeluk zou gebeuren – hij ons beiden genoeg had nagelaten om comfortabel in de ashram te leven.”

Op 24 November, een paar dagen nadat Nityananda de papieren getekend had, kwamen Gurumayi en Afif naar zijn kamer. Ze lieten Devayani halen (de persoon in de ashram die hem het meest nabij was) en elf andere vrouwen, daarbij inbegrepen zes nieuwe vrouwen die hij volgens Gurumayi “misbruikt” zou hebben. (Nityananda zei dat hij vrijwillig sexueel contact met vier van de zes vrouwen had gehad en geen contact met de twee anderen.) Toen ze allemaal bij elkaar gekomen waren sloeg Gurumayi hem en Devayani met een bamboestok, en ze gaf de stok daarna aan de zes vrouwen en gaf ze opdracht door te gaan met hem te slaan. Nityananda zegt dat het slaan drie uur doorging, en de hele tijd spoorde Gurumayi de mensen die hem sloegen aan om hem harder te slaan. Nityananda zegt: “Op een gegeven moment zei ze: ‘Misschien moet ik hem op zijn penis slaan. Dat is de oorzaak van dit alles’. ” Hij beweert ook dat toen het slaan al een behoorlijke tijd aan de gang was, Gurumayi tegen een assistent zei: “Hij stort niet in, hè?” Daarna richtte ze zich tot de volgeling Ganesh Irelan-die ooit een naaste medewerker van Nityananda was geweest, en tien jaar later in de Lufthansa terminal van het J.F.K-vliegveld verscheen -en ze vroeg hem of hij iets wilde zeggen of doen. Ganesh reageerde toen door Nityananda in zijn gezicht te stompen. Nityananda zegt dat Gurumayi hem toen ze wegging toesnauwde “En je geeft dit niet aan bij de politie, hè?”

TOEN samenvattingen van deze gebeurtenissen in Januari en Maart 1986 verschenen op de voorpaginas van het Geïllustreerde Weekblad van India (Illustrated Weekly of India), een tijdschrift met een grote verspreiding, antwoordde SYDA met een pakket verklaringen van het bestuur van SYDA, een groep anonieme swami’s, en van Gurumayi zelf. Deze verklaringen en de schriftelijke antwoorden van SYDA op een aantal vragen die ik ze in de afgelopen maanden gesteld hebben, geven een ander beeld van de gebeurtenissen in Ganeshpuri, waarin een aantal beweringen van Nityananda worden bevestigd en andere worden tegengesproken. SYDA heeft steeds veel moeite gedaan om te laten zien dat Nityananda een onverbeterlijke leugenaar is; op één moment hebben ze me zelfs een video laten zien waarin hij zegt dat hij als een schooljongen leerde te liegen.

Gurumayi verklaarde dat ze zich zorgen maakte dat wanneer Nityananda de ashram verliet, “hem en anderen ongeluk zou overkomen,” en daarom beval ze de uitgangen van de ashram te sluiten. Maar toen haar verteld werd dat hij de sleutels van alle uitgangen had, besloot ze dat “we drastischere maatregelen moeten nemen; we moeten de banden van de auto’s doorsnijden.” Ze gaf toe dat hij in de studeerkamer van Muktananda betrekkelijk geïsoleerd was, maar ze legde er de nadruk op dat hij daar uit eigen wil was – “om na te denken over zijn gebreken en over waarom hij verloren had wat hij dacht dat hij gehad had”- en dat hij in en uit de kamer kon lopen zoals hij wilde.

Gurumayi bevestigde ook het slaan, maar ze beschreef de stok als een “kleine wandelstok” en ze voegde toe dat “hij in mijn aanwezigheid een paar slagen kreeg van de vrouwen die hij misbruikt had, en ook een paar slagen van mij.” SYDA houdt vol dat Gurumayi nooit iets gezegd heeft als “Hij stort niet in, hè?” maar Ganesh Irelan heeft mij bevestigd dat zijn frustratie zo groot was dat hij Nityananda stompte; Gurumayi merkte ook op dat een andere man, een swami, zo gefrustreerd was dat hij in bedwang gehouden moest worden.

Het belangrijkste twistpunt is of Nityananda dit alles uit vrije wil onderging of dat hij gedwongen werd, en zo ja, in welke mate. SYDA beweert dat hij vrij was om Muktananda’s appartement uit te lopen (maar niet uit de ashram). Echter, verscheidene ex-volgelingen hebben mij onlangs verteld dat ze Nityananda met een gewapende bewaker zagen. Bovendien heeft de moeder van Gurumayi, Devaki Shetty, die in die tijd in Ganeshpuri was en Nityananda’s lunches mocht bereiden, Gurumayi herhaaldelijk benaderd om uitdrukking te geven aan haar bezorgdheid over de manier waarop Nityananda behandeld werd. Mevrouw Shetty zegt dat Gurumayi tenslotte tegen haar zei: “spring maar in de rivier.” Ze was zo boos dat ze wegging uit de ashram, en al bijna tien jaar lang hebben zij en haar echtgenoot geen toestemming meer gekregen daar terug te komen of enige vorm van contact te hebben met hun dochter.

Desondanks is duidelijk dat Nityananda actief deelnaam aan de ceremonies van zijn eigen afzetting. Zijn publieke aankondigingen in 1985 schenen duidelijk de weergave van een wens om af te treden. En later schreef hij een brief aan Gurumayi waarin hij haar bedankte voor de “meest verbazingwekkende en onthullende achttien dagen,” d.w.z. de dagen die hij alleen in Muktananda’s studeerkamer doorgebracht had.

Nityananda zegt nu dat hij zijn kracht om weerstand te bieden had verloren. Zijn oudste zuster Rani, met ik kort geleden telefoneerde, vertelde me dat toen zij en haar echtgenoot toestemming kregen om hem te zien, op 30 Oktober, hij niet in staat was hen te antwoorden. “Hij gedroeg zich niet als een persoon die volledig bij bewustzijn is.” Zelfs de Mahamandaleshwar, de kerkelijke functionaris die zijn goedkeuring gaf aan Nityananda’s rituele afzetting, vindt nu dat Nityananda tegen zijn wil gedwongen werd daaraan mee te doen. En hoewel SYDA de ranselpartij onbelangrijk wil doen voorkomen, herinneren twee mensen die Nityananda in de twee dagen daarna zagen dat hij kneuzingen aan zijn armen had. Een paar weken daarna bracht hij enige tijd door samen met leiders van een SYDA-centrum in Duitsland, en zij zagen schrammen op zijn armen, borst en rug.

Toch ontkende Nityananda in een interview een paar weken na de gebeurtenissen dat hij mishandeld was. Nityananda zegt dat hij kort na het interview heimelijk in Hawaii uit de groep rond Gurumayi verdween, en een vliegtuig naar Californië nam. Toen hij vertrok schreef hij Gurumayi een andere brief waarin hij haar bedankte voor haar “geduld en mededogen” en voor de “grote zorg” die ze aan hem besteed had, en haar om haar zegen vroeg. Nityananda zegt nu dat hij dankbaar was dat Gurumayi en haar volgelingen er niet langer in geïnteresseerd waren om hem te vernederen en te mishandelen; en, zegt hij, hij hoopte dat de brief ervoor zou zorgen dat ze hem niet langer zouden achtervolgen.

Ik heb soortgelijke brieven gezien van andere mensen die SYDA in behoorlijk ellendige staat verlaten hebben. De voornaamste wens van de schrijvers was om dankbaarheid te uiten voor wat ze in Siddha Yoga gevonden hadden maar ook om verdere moeilijkheden te vermijden. Een ex-swami, Paul Constantino, die in opdracht van SYDA deelnam aan een aantal forumdiscussies om Nityananda af te kraken, en die nu een leraar is in Nityananda’s programmas en een leidende functie heeft in de Shanti Mandir Corporation, zei me kort geleden dat hij ook een verzoenende brief had geschreven toen hij eruit ging. “Ik stapte eruit vanwege de toenemende krankzinnigmakende atmosfeer van angst, van spionnen, van openbare bekentenissen, en van Big Brother,” zei hij. ” Maar toen ik er in 1987 uitstapte schreef ik een brief aan Gurumayi waarin ik haar om haar zegen vroeg. Dat deed ik om me haar en George Afif van het lijf te houden – absoluut.”

AFIF scheen een centrale rol te spelen in de ervaringen van veel van de ex-volgelingen van SYDA die ik sprak. Hij was een slanke pezige man met een Omar Sharif-snor, werd in 1974 een volgeling van Muktananda, en was een regelmatige bezoeker van de SYDA ashram in Ann Arbor, Michigan. “Hij was een man met vele charmante kanten, met een sterke devotie, en hij had ook wat kunstzinnig talent,” zei iemand die hem nog kende uit zijn periode in Ann Arbor. “Hij tekende een mooi portret van Baba en deed later vrij veel decoreerwerk voor SYDA. Maar er hing altijd iets mysterieus om hem heen, je had bij hem een gevoel van iets gevaarlijks, zelfs iets dubbelhartigs. Hij praatte altijd over loyaliteit; dat was een heilig woord voor hem.” Afif ging veel om met de studenten aan de Universiteit van Michigan, maar uit de archieven van de universiteit blijkt dat hij daar nooit zelf als student ingeschreven was.

Bijna alle ex-volgelingen die ik sprak vonden Afif een angstaanjagende man, en de machtigste persoon in de ashram na Gurumayi. Afgelopen winter was ik aanwezig bij een “exit counseling” sessie (d.w.z. sessie om een verlies te verwerken) met een ex-SYDA volgelinge waarin de naam van Afif herhaaldelijk genoemd werd in verband met intimidatie en sex onder dwang. Toen de leider van de sessie, Steve Hassan, de jonge vrouw vroeg of Afif als een soort nummer 2 in de organisatie gezien werd, antwoordde ze: “Hij was meer nummer 0,5” (d.w.z. nog belangrijker dan Gurumayi). Toen ik Kathy Nash, de woordvoerder van SYDA, over Afif vragen stelde, zei ze me dat hij diverse jaren de “erg zichtbare” taak had gehad mensen tijdens darshan met Gurumayi te helpen, maar dat zijn enige officiële functie in de organizatie geweest was het houden van toezicht op enkele bouwprojecten. Ze voegde hieraan toe dat “De positie van de Heer Afif, zoals die door de mensen werd gezien, was meer het resultaat van zijn persoonlijke charisma dan van echte autoriteit die hem verleend was.” In 1983 werd Afif, die getrouwd was met een vrouw die ook in de ashram woonde, beschuldigd van verkrachting van een minderjarig meisje en van beroving in Santa Clara County in Californië. Hij heeft de beschuldiging van de verkrachting van het minderjarige meisje niet ontkend en werd veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar. Volgens de wet van Californië werd de beschuldiging geschrapt nadat hij de proeftijd goed doorstaan had. Het teenager meisje dat hij verkracht had was de dochter van prominente SYDA-aanhangers, die daarna de organisatie walgend verlieten. William Carter, een bekende fotograaf en vriend van de familie van het meisje, stapte ook uit de organisatie. Hij schreef in een brief aan Gurumayi dat hij geschokt was door de manier waarop de organisatie de familie behandeld had, en door de neiging van de organisatie om in tijden van crisis “misleidende informatie” te gebruiken. Hij schreef ook dat hij SYDA uit zijn testament had geschrapt.

Door de jaren heen hebben ook andere mensen vragen gesteld over het sexuele gedrag van Afif. Een echtpaar dat in 1982 het SYDA centrum sloot dat zij daarvoor geleid hadden, ontdekte later dat Afif een sexuele relatie gehad had met hun minderjarige dochter. Een Australische ex-volgelinge met wie ik sprak beweert dat Afif sex met haar gehad heeft in Ganeshpuri in het voorjaar van 1982, toen ze 13 jaar oud was en theoretisch onder toezicht stond van een ashram bewaker. Haar ervaring leek op die van de vrouw bij wier “exit counseling” sessie ik aanwezig was. De Australische vrouw zei dat Afif haar met valse voorwendsels in een situatie had gebracht waarin ze met hem alleen was, en haar daarna had bedreigd zodat ze haar mond hield.

SYDA zegt in verband met de rechtszaak in Californië dat ze “het gedrag van Afif” niet “goedkeuren,” en de organisatie merkt op dat hij uit de ashram verhuisde voor de duur van de rechtszaak. Anderen herinneren zich dat hij in de maanden voordat de rechtszaak voorkwam in de huizen van diverse SYDA-volgelingen verbleef om uit het zicht te blijven. Nityananda zegt dat hij in die periode er bij zijn zijn zuster voor heeft gepleit dat SYDA de relatie met Afif zou moeten verbreken, en hij gelooft dat Afif sindsdien zijn vijand geweest is. Afif heeft zeker een voorname rol gespeeld in de gebeurtenissen rond de afzetting van Nityananda als mede-guru. Hij was aanwezig bij de ranselpartij en Nityananda zegt dat Afif hem daarna waarschuwde dat als iemand zou proberen te belemmeren wat er gebeurde, dit ernstige consequenties zou hebben. In deze periode zagen diverse getuigen dat Afif een geweer droeg.

In het licht van Gurumayi’s heftige reactie op Nityananda’s gebroken celibaat verdient haar eigen relatie met Afif een nadere bestudering. Kort geleden heb ik Andrea Skeen opgespoord, nu een verpleegster in de zwakzinnigenzorg, en een ex-volgelinge van Gurumayi die in 1981 en 1982 persoonlijke secretaresse en vertrouweling van Gurumayi was. Skeen zegt dat Gurumayi en Afif een nacht samen hebben doorgebracht in Ganeshpuri vlak voordat Gurumayi haar monnikgeloften aflegde, en nog een nadat zij de geloften had afgelegd. Skeen zegt dat haar de eerste keer gevraagd werd de hele nacht de wacht te houden buiten de bungalow met ééeacute;n kamer waarin de twee verbleven. Volgens Skeen deelde zij bij de tweede gelegenheid een kamer met Gurumayi in het Taj Mahal Hotel in Bombay. Ze zegt dat Gurumayi de kamer verliet nadat Skeen zelf in slaap gevallen was, naar de kamer van Afif ging en pas de volgende ochtend terugkwam, en toen Skeen in vertrouwen vertelde waar ze geweest was. Skeen had daarvoor al verschillende gesprekken met Gurumayi gehad over haar relatie met Afif, en ze wist dat Afif en Gurumayi persoonlijke brieven aan elkaar gestuurd hadden. Uiteindelijk werd haar gevraagd alle brieven van Gurumayi aan Afif te verzamelen en te vernietigen.

Of de relatie sexueel was of niet kunnen alleen zijzelf zeggen, maar hij was zo intiem dat de volgelingen er aan het eind van 1982 en het begin van 1983 over beginnen te praten. Patti Kuboske, een gezinstherapeute die 18 jaren een SYDA-volgeling was en 8 jaar swami, nauw met Gurumayi samenwerkte en haar diep was toegewijd, vertelde mij dat ze besloot Gurumayi in te lichten over wat de mensen zeiden. Kuboske herinnert zich dat toen ze de kwestie ter sprake bracht Gurumayi haar een ogenblik in stilte aankeek en toen zei: “Je moet weten dat niets dat ik kan doen datgene wat mij gegeven is kan aantasten.” Toen ik Kathy Nash vroeg of de relatie tussen Gurumayi en Afif persoonlijk was, antwoordde zij: “Als je met ‘persoonlijk’ bedoelt: ‘romantisch’ of ‘sexueel’ … dan is de bewering helemaal fout, er zit zelfs geen greintje waarheid in.” De afgelopen lente zei Kathy Nash me dat Afif aan een bouwproject van de ashram werkte. Toen ik een paar maanden geleden aangaf dat ik hem graag zou interviewen, werd mij door een SYDA advocaat meegedeeld dat hij “tegenwoordig geen enkele relatie met de (SYDA) Foundation heeft”; toen ik zijn telefoonnummer vroeg werd me gezegd: “toen we de laatste keer van George Afif hoorden, zei hij ons dat hij in het Verre Oosten zou gaan reizen, en we hebben geen verdere informatie.” Pogingen om Afif op andere manieren op te sporen hebben niets opgeleverd.

Eind maart 1986, vijf maanden na de gebeurtenissen in Ganeshpuri, vond er een reeks van forums plaats in diverse ashrams waaronder South Fallsburg, onder leiding van swami’s en volgelingen in de binnenste cirkel, om Nityananda zwart te maken. Één ex-volgeling die lange tijd tot de beweging behoorde nam de beslissing om SYDA te verlaten op de dag dat hij en zijn vrouw de eerste van de forumdiscussies in South Fallsburg bijwoonden. Na elke bijeenkomst keerden de volgelingen terug naar hun kamers om te praten over wat ze gehoord hadden. Toen hij zei dat hij zijn twijfels had over wat er gebeurd was – hij was vooral onthutst door een lugubere beschrijving door een swami van Nityananda’s sexuele leven en door een video die bestond uit aan elkaar gemonteerde gekke opmerkingen van Nityananda en grapjes over zichzelf – werd hij “aangegeven” omdat hij “negatieve gevoelens” had. Hij zei dat het vrij normaal was dat wanneer mensen zeiden dat ze niet zeker waren over de hele kwestie met Nityananda, tegen hen op bezorgde toon gezegd werd: “We hebben gehoord dat je problemen hebt.”

“Het werd altijd gezegd op de manier van: jij hebt het probleem,” zei deze man. “‘Verkeerd begrip’ was de uitdrukking die ze altijd gebruikten. Er kon niets mis zijn met wat gebeurde. Het was altijd: ‘Er is iets mis met de manier waarop jouw geest functioneert.'” Een andere ex-volgelinge, een kunstenares die in Massachussetts woont, ging nooit meer naar SYDA terug nadat ze een forumdiscussie had bijgewoond. Toen ze thuis kwam schreef ze Gurumayi een brief waarin ze bezwaar maakte tegen wat ze gezien en gehoord had. Ze kreeg nooit antwoord van Gurumayi maar niet lang daarna kwam de kunstenares erachter dat George Afif mensen vertelde dat zij een handelares in cocaïne was.

TENSLOTTE besloot Nityananda dat het toch zijn roeping was een geestelijk leraar te zijn. Hij begon programma’s te houden in India en in andere landen, en hij financierde zijn reizen en uitgaven door donaties van een paar rijke volgelingen en de entreegelden die hij voor zijn programma’s vroeg. In 1989 hernieuwde hij zijn monniksgeloften onder leiding van de Mahamandaleshwar, die hem ook zijn zegen gaf om zijn werk voort te zetten. Hij zegt dat hij ook weer celibatair ging leven.

In het voorjaar van 1988 verhuisde hij naar een klein huis is Livingston, New Jersey. Dit werd zijn eerste verblijfplaats. Twee jaar later verhuisde hij naar het huis in de Catskills. Dit huis wordt door een volgeling aan hem verhuurd voor een dollar per jaar. Dat dit zo dichtbij South Fallsburg ligt is misschien verrassend, en Nityananda heeft het aanbod van het huis verscheidene jaren om die reden geweigerd, maar uiteindelijk kwam hij tot de overtuiging dat het onwaarschijnlijk was dat SYDA hem in hun eigen achtertuin last zou bezorgen. (Inderdaad heeft hij daar maar één keer last gehad; de dag waarop hij zijn eerste programma gaf, stonden er ongeveer twintig demonstranten met spandoeken buiten, die foto’s namen en de namen van bezoekers opschreven.) Tegenwoordig heeft Nityananda een adreslijst van tweeduizend vrienden en volgelingen, waarvan velen regelmatig aan zijn programma’s meedoen. Mensen die aan de programma’s meedoen weten dat ze daardoor permanent door SYDA zullen worden uitgestoten. SYDA gelooft dat Nityananda de consequenties van het breken van zijn celibaat nooit publiekelijk heeft aanvaard. Volgelingen die een sterke verbinding met Gurumayi en Nityananda zijn blijven voelen en die geprobeerd hebben hen allebei te bezoeken zijn vaak op een heel angstaanjagende manier uit de ashrams van SYDA weggestuurd.

Vanaf het moment dat Nityananda zijn onderwijs heeft hervat heeft hij te maken gehad met goed-georganiseerde, aggressieve sabotage, zoals in de J.F.K.-luchthaven- overal in de Verenigde Staten, in Europa, en in India. Je kunt het spoor van zijn reizen volgen aan de hand van krantenberichten en politiedossiers met klachten over overijverige demonstranten. Ik heb tientallen getuigen gesproken die deze sabotage hebben bevestigd, inclusief verstoringen van zijn bijeenkomsten door groepen mensen die obscene woorden schreeuwden, een fysieke aanval op zijn volgelingen, het hinderlijk volgen van zijn aanhangers, het doorgeven van berichten over zijn veronderstelde slechte gedrag aan de immigratie autoriteiten van twee landen en de politie van een derde land, en bij één gelegenheid buiten Boston een dreigement met moord.

Een van de meer ernstige van deze gebeurtenissen vond plaats in Ann Arbor, Michigan, op 3 en 4 augustus 1989. De krant Ann Arbor News van die zondag beschreef het als “een protest tegen een religieuze leider dat donderdagavond begon” en “tot een gewelddadige uitbarsting kwam op vrijdagavond.” Het bericht gaat verder dat “toen Nityananda zijn lezing hield, een van zijn volgelingen werd neergeslagen en uit het huis gegooid door vier demonstranten. Deze vier trapten toen een deur in om het huis binnen te komen, vielen de swami en een andere volgeling aan, en gooiden flessen met geurstof van stinkdieren tegen de muren.” Een dag daarvoor hadden volgens getuigen vijftig demonstranten de wacht gehouden aan de overkant van de straat waaraan het huis lag waar de programma’s gehouden werden. De demonstranten hadden grote borden meegenomen waarop stond: “WIJ HOUDEN VAN ANN ARBOR, HOUD JE ROTZOOI HIER VANDAAN,” “VAN MONNIK TOT STINKDIER,” en “VERKRACHTING EN LEUGEN IS JE SPEL, NITYANANDA IS JE NAAM NIET MEER.” Op die avond verstoorden drie mannen een programma en schreeuwden: “Hé vetzak, hé nepguru!” en “Daar is de zoon van een teef!” en daarna gingen ze weg, waarbij ze stinkdierolie op de hoofden gooiden van twee mensen die bij de deur stonden. De volgende avond werden wachtposten opgesteld, maar desondanks braken twee van de mannen van de vorige avond de deur kapot, één van hen droeg een pruik. Ze sloegen Nityananda’s chauffeur op zijn borst toen hij zijn baas probeerde te beschermen; eenmaal binnen gooiden ze stinkdierolie op de guru en verscheide anderen, en sloegen een invalide man met een wandelstok neer die probeerde hen tegen te houden. Daarvoor hadden volgelingen van de SYDA ashram in Ann Arbor pamfletten verspreid met de tekst “Waaarschuwing!!! De man die je gaat bezoeken is een bedrieger. Wij kunnen het weten – hij heeft ons bedrogen en onze levens geruïneerd.”

SYDA heeft steeds beweerd dat degenen die tegen Nityananda demonstreren dat uit eigen beweging doen – vanuit een gevoel van verraden te zijn – en dat die mensen zelf de kosten betalen. Het is zeker waar dat vele volgelingen zich bedroegen voelden en zich nog steeds bedrogen voelen door Nityananda. Maar een voormalige volgeling die aan de sabotage in Ann Arbor meedeed zei me dat hij dit op verzoek van George Afif deed. Hem werd gezegd dat hij zijn eigen auto en geld moest gebruiken en hij nam aan dat sommige kosten zouden worden vergoed, maar dat is nooit gebeurd. Hij voegde hieraan toe dat toen hij daarna in South Fallsburg terugkwam, Gurumayi naar hem glimlachte en zei: “Stinkdierolie, aaah!” Een andere voormalige volgelinge zei dat ze toen ze in de ashram in South Fallsburg was, ze opgeroepen werd om naar een vergadering te komen met een swami, een staflid van de ashram en ongeveer elf andere volgelingen, en onder druk werd gezet om aan de sabotage in Ann Arbor mee te doen.

Sinds juli 1986 hebben Gurumayi en Nityananda elkaar niet meer gezien of gesproken. Toen ik Nityananda een paar maanden geleden vroeg waarom hij dacht dat zijn zuster zich tegen hem gekeerd had, dacht hij eerst een poos na alvorens te antwoorden. Uiteindelijk zei hij: “Ik denk gewoon dat ze alles voor zichzelf wilde en dat ze een manier probeerde te vinden om dat zover te krijgen – ze wilde de hele organisatie hebben, de volgelingen, het geld, de macht van een guru, alleen, zonder iets met mij te hoeven delen of iets met mij te maken te hebben. Als we er op een of andere manier over hadden kunnen praten, hadden we het kunnen regelen, – ze had het kunnen krijgen. Maar ik denk dat zij bang was en nog steeds is – net als haar mensen – omdat Baba me de naam gegeven heeft die hij me gegeven heeft, zijn zij bang dat de mensen mij nooit zullen vergeten, wat zij ook zeggen en doen. En ze hebben mij niet vergeten, omdat hij me de naam van zijn eigen guru gegeven heeft.”

Nityananda beweert dat hij hoopt dat een soort verzoening binnen de familie nog mogelijk is. Na de gebeurtenissen in Ann Arbor schreef hij zijn zuster een brief vol gevoel, waarin hij haar smeekte om met hem te praten en een eind aan het geweld te maken. In de brief stond onder andere: “Verschillende leerlingen van dezelfde Meester zijn Gurus geworden [en zijn] vrienden gebleven en leven in harmonie. Waarom kunnen wij dat dan ook niet? …… Ik hoop dat je deze brief persoonlijk zult lezen en zult bevestigen dat je hem hebt ontvangen. Ik bid dat we snel contact met elkaar kunnen hebben.” Nityananda ondertekende zijn brief: “Met al mijn liefde.” Gurumayi schreef niet terug. In plaats daarvan ontving Nityananda een brief van SYDA’s algemene adviseur Mark Cohen, een advocaat met een kantoor in Austin, Texas, waarin deze protesteerde tegen Nityananda’s “onverantwoordelijke en op karakteristieke manier ongepaste” berichten over last veroorzaakt door mensen die met SYDA te maken hebben.

“Een Indiër luistert naar zijn guru, knikt, gaat naar huis, en zelfs als hij een diep religieus persoon is zal hij 50 procent van wat de guru gezegd heeft vergeten, omdat zijn eigen gevoel over de wereld hem zegt dat hij dat moet doen”. Dit werd me kort geleden verteld door een Indiase man die deskundig is in de cultuur van Yoga. Maar voor mensen uit het Westen die voor het eerst met hun hele hart in een gesloten Indiase subcultuur springen, is het niet altijd makkelijk onderscheid te maken tussen wat spiritueel is en wat Indiaas is – of gewoon een gril van de guru.

Een paar jaar geleden introduceerde een Australische volgeling die deskundig is in organisatiekunde één van de diverse probleemoplossende methoden van samenwerking, die de laatste tien jaar door grote ondernemingen gebruikt worden. Het doel hiervan was SYDA efficiënter te laten werken en het moreel te verhogen. Zijn methode heette Samen Werken (Working Together) maar is het meest bekend door het onderdeel dat Omgaan met Informatie in een Groep heet (Team Data Handling). Volgens verscheidene mensen die toen aanwezig waren slaagde het programma erin de stafleden meer invloed te geven in de dagelijkse besluitvorming, maar het hielp niet om de meer diepgewortelde problemen van SYDA op te lossen. Dit kwam vooral doordat, zoals één ex-volgeling over de organisatie in zijn algemeenheid zei, “zoveel mensen bang zijn de guru te beledigen en zo hun Shakti te verliezen.”

Het is aan iedereeen die veel tijd met SYDA-volgelingen doorbrengt duidelijk dat een grote meerderheid van hen ver verwijderd is van de meer verborgen en controversiële aspecten van de geschiedenis van de organisatie. Zij zingen, zij mediteren, ze doen mee aan programmas, ze werken als vrijwilligers in de ashram, en ze werken hard, volgens de leer van Siddha Yoga, om door hun eigen beperkingen heen te breken naar een ervaring van transcendentie. De filmregisseur Andre Gregory vertelde me dat hij Gurumayi en haar swami’s diep dankbaar is omdat ze hem “een gebedstechniek die in het lichaam is … een lichamelijke manier om God te ervaren ” hebben laten zien. Michael Karlin, een SYDA bestuurslid die een hoge functie heeft in een groot succesvol accountantsbureau in Los Angeles, en die kort geleden naar New York vloog om de bezorgdheid van de SYDA-foundation over dit artikel over te brengen voordat het verscheen, sprak ongetijfeld voor duizenden van zijn mede-volgelingen toen hij zei dat “ik de mooiste persoonlijke ervaringen in mijn leven gehad heb door Siddha Yoga.” Karlin (40), een aantrekkelijke man met zachte stem, sprak met trots over de kwaliteit en integriteit van zijn mede-volgelingen, en de integriteit van de organisatie waarmee hij nu twaalf jaar verbonden was. Maar toen het gesprek op het onderwerp van Nityananda kwam (die hij nooit ontmoet heeft), werd zijn stem geladen met boosheid. Toen hem gevraagd werd waarom de volgelingen van SYDA bijna tien jaar na de breuk nog steeds het spoor van Nityananda volgen zei hij: “Deze mensen zijn heel erg diep gekwetst door zijn daden.” Maar zelfs als we SYDA’s eigen versie van zijn geschiedenis accepteren als het verhaal van twee volmaakte meesters waarvan de traditie bezoedeld werd door een bijna duivelse misdadiger, moeten we ons afvragen waarom er zo weinig moeite gedaan schijnt te zijn om de woede tegen Nityananda te overwinnen, en over het onderwerp heen te stappen. Dit is wat de SYDA leraren in andere contexten steeds aan de volgelingen adviseren.

In feite bevestigt mijn eigen ervaring met SYDA op bescheiden manier sommige van de dingen waarover de ex-volgelingen geklaagd hebben. Mij werd herhaaldelijk verteld over de schade die ik zou doen door negatieve dingen te schrijven over een “zuiver pad”. Achter de schermen werden pogingen gedaan me in diskrediet te brengen bij mijn uitgevers. Een SYDA advokaat stuurde een lawine van beschuldigende brieven, waarin hij mijn integriteit als journalist en de motieven van het tijdschrift in twijfel trok, voordat hij het artikel zelf gelezen had. De afgelopen zomer legde de mede-voorzitter en mede-stichter van een bekend advertentiebureau op Madison Avenue een bezoek af aan het kantoor van dit tijdschrift, om uitdrukking te geven aan zijn ongenoegen en om te waarschuwen dat er “veel bekende en veel machtige mensen zijn die door dit stuk beledigd zullen zijn.”

De rechtvaardige woede van verdedigers van het geloof is natuurlijk een bekend thema in de godsdienstgeschiedenis, net als de eindeloze strijd over opvolging wanneer charismatische spirituele leiders overlijden. De tradities waarop SYDA zich baseert kunnen eeuwenoud zijn, maar net zo eeuwenoud is het soort vijandigheid dat daaruit is voortgekomen. Een aantal maanden geleden vroeg ik SYDA in een brief hoe het mogelijk was dat een zo verziende en verlichte leider als Muktananda zo’n erge fout kon maken (volgens hun opvatting) in de keuze van zijn opvolger. Het antwoord was: “Zou je een katholieke priester ook willen vragen: ‘Als Jezus was wie hij zei dat hij was, hoe kon hij dan Judas Iskariot als leerling hebben uitgekozen?'” SYDA houdt vol dat Gurumayi de enige erfgenaam is van Muktananda’s wijsheid en kracht. Nityananda is van het guruschap geëxcommuniceerd door SYDA maar houdt desondanks vast aan zijn claim dat hij ook één van de opvolgers is, en hij gelooft dat wat hem gegeven is ondanks zijn jeugdzonden niet kan worden teruggetrokken of verloren. Zo ontstaan schisma’s.

Maar geloof aan een volmaakte meester of een onweerlegbaar geestelijk dogma is altijd vol gevaar. De bewering van Michael Karlin tijdens ons gesprek dat “de leer van Siddha Yoga niet kan worden aangetast, de waarheid is de waarheid” heeft te maken met het wezen van religieus geloof. Door de eeuwen heen is het leven van veel mensen verruimd door het verlangen naar een wereld waarin, in de woorden van Blake, alles als oneindig gezien wordt zodra de zintuigen schoongemaakt zijn. Maar een verstandige erkenning van gewone menselijke feilbaarheid is hierbij vaak uit het oog verloren.

Uit de New Yorker, 14 November 1994