Nieuws van Swami Abhayananda
Het eerste artikel dat over Muktananda’s sexueel misbruik verscheen heette Het dubbelleven van Swami Muktananda,, een artikel door William Rodarmor, The CoEvolution Quarterly; Winter 1983. Swami Abhayananda, alias Stan Trout, wordt daarin geciteerd. Hier volgt wat hij nu, 16 jaar later, te zeggen heeft.
Beste Pendragon,
Bedankt voor uw vriendelijke antwoord. Ik had bijna besloten dat ik geen contact meer met u wilde omdat u me een beetje te wantrouwend en agressief scheen, maar nu heb ik een beter gevoel over het contact met u, en ik zal de meeste van uw vragen proberen te beantwoorden. Ten eerste heb ik mezelf nooit als een “voormalige Swami,” beschouwd, zoals ik door de uitgevers van het artikel van Rodarmor uit 1982 in de the Co-Evolution Quarterly werd genoemd. In 1984 publiceerde ik mijn eerste boek: The Supreme Self (Het hoogste Zelf), onder de naam “S. Abhayananda,” en die naam heb ik in al mijn latere boeken gebruikt. De term “Swami” had voor veel mensen zulke negative bijbetekenissen gekregen dat ik het liefste gewoon “S.” in mijn naam gebruikte in plaats van “Swami.” In dit eerste boek en in diverse hierop volgende boeken heb ik Muktananda niet genoemd; ik wilde over mijn eigen spirituele ervaringen spreken en vond dat het nergens toe diende om een hoop smerige details te noemen die de mensen alleen maar in verwarring zouden brengen en mijn boodschap onduidelijk zouden maken. In de jaren daarna bleef ik de naam Muktananda vermijden, onder andere omdat ik niet in roddel en kritiseren geīnteresseerd ben, en alleen de bedoeling heb mijn spirituele kennis met anderen te delen om hen daar echt van te laten profiteren. Ik wilde die tragische periode van mijn leven achter me laten en doorgaan met wat ik oorspronkelijk van plan was. Ook wilde ik de identiteit van de mensen geheim houden die mij duidelijk gemaakt hadden dat ze niet wilden dat hun namen bekend gemaakt zouden worden. Omdat er steeds vragen gesteld werden, nam ik tenslotte in de biografie op de achterkant van mijn boeken de informatie op dat ik een leerling van Muktananda geweest was, en dat ik zijn organisatie in 1981 verlaten had omdat ik niet bereid was te accepteren wat ik als zijn machtsmisbruik beschouwde.
Alles wat ik tot nu toe in het openbaar over deze kwestie gezegd heb is mijn “Open Brief” en mijn bijdrage aan Rodarmor’s artikel van 1983. Het is 18 jaar geleden dat ik de ashram van Muktananda verlaten heb, en ik ben nu een oude man van 61. Ik heb er nog steeds niet veel behoefte aan over het verleden te praten — het interesseert me erg weinig — maar als er vragen zijn wil ik die wel beantwoorden. Ik denk dat het nu zo lang geleden is dat niemand geschaad zal worden als ik me er nu over uitspreek. Dus komt hier een korte beschrijving van wat er toen gebeurd is.
Voordat ik Baba ontmoette had ik 5 jaar doorgebracht in een kleine afgelegen hut in de bergwouden van Santa Cruz, California, om God te zoeken. Daar heb ik Eenheid ervaren. Op een nacht in November 1966 kwam ik in een diepe stilte terecht en ervoer mijn eeuwige Zelf. Deze ervaring was het hoogtepunt van mijn leven en beīnvloedde alles wat daarna gebeurde. Op dat moment deed ik de gelofte mijn leven aan God te wijden. Ik zou een Swami worden maar wist dat ik een heleboel moest leren, en daarom gaf ik mezelf 12 jaar om het waard te worden aan anderen te onderwijzen wat ik te weten was gekomen. Ik zocht niet naar een guru, maar op een avond in 1970 ontmoette ik Muktananda toen deze aan de Universiteit van Californië in Santa Cruz een lezing gaf. Ik werd door hem betoverd, en toen hij van het podium afstapte en door het gangpad van de zaal liep, ging ik voor hem staan en strekte mijn handen uit om ze door hem te laten aanraken. Hij nam mij bij de hand en ik volgde hem mee naar buiten waar zijn auto stond te wachten. We wuifden elkaar goedendag en ik was in een hoge staat van gelukzaligheid. Toen ik later zijn boek Guru las (later gepubliceerd onder de titel Spel van Bewustzijn) besloot ik naar hem in India te gaan. Ik voelde dat hij mij kon helpen om de staat die ik in mijn hut had ervaren vast te houden. Ik schreef hem en vroeg of ik kon komen, en hij zei: “Kom naar India.” Ik had geen geld maar door enkele wonderbaarlijke omstandigheden slaagde ik er in in 1972 naar Ganeshpuri te gaan.
Het verblijf daar stelde me niet teleur. Ik vond de ashram heerlijk en hield van Baba. Ik was er helemaal van overtuigd dat hij een incarnatie van God was. Malti (Chidvilasananda) was toen nog maar zeventien, en scheen een buitengewoon zuivere en mooie ziel. Baba’s vertaler was Professor Jain, een jonge Indiër die later in de Verenigde Staten verliefd werd en trouwde. Er waren jonge mannen en vrouwen uit diverse landen: Frankrijk, Italië, Spanje, Australië en de Verenigde Staten, en natuurlijk waren er ook een aantal Indiase volgelingen. In die tijd waren er maar tussen de 50 en 60 Westerlingen; dit waren de jonge mannen en vrouwen die later de Swamis en bestuurders van SYDA werden. We werkten in de tuin en maakten quilts tijdens de moesson, we zongen en mediteerden, en stonden voor Baba als die op zijn van de binnenplaats zat, als engelen voor de troon van God. We dronken de schoonheid van zijn uitstraling in, en werden in de stilte van zijn innerlijke vrede opgenomen.
Ik bracht twee zeer gelukkige jaren in Ganeshpuri door, en keerde daarna naar de V.S. terug om de tweede wereldreis van Muktananda te helpen organiseren. We hadden een huis voor hem in gereedheid gebracht in Piedmont (Californië). Kort na zijn aankomst leidde hij een chant, en gedurende deze chant werd ik gevuld met emotie, en de tranen stroomden over mijn wangen. Toen het zingen voorbij was riep hij mij naar zijn kamer op de bovenverdieping en hij gaf me de sandalen die hij droeg. Hij zei me naar Indianapolis te gaan, de stad waar ik vandaan kwam, en voorbereidingen voor een bezoek van hem aan die stad te treffen. Ik ging er heen en zorgde voor accomodatie voor hem, en toen hij kwam gaf hij er een intensive en darshan voor een grote groep mensen. Maar door de kinderachtige jalouzie van een van Baba’s stafleden was het onmogelijk voor mij daar een permanent centrum op te zetten. Ik was verbijsterd door wat ik ervoer als het terugtrekken van Baba’s steun, maar kon daarover niet met Baba communiceren door toedoen van dat staflid. Omdat ik geen andere mogelijkheid zag, ging ik terug naar Oakland, Californië, waar Baba zijn tour zou beëindigen. Toen scheen Baba nog niets te weten over de vijandige houding van dat staflid tegenover mij, want toen hij dit later ontdekte, verwijderde hij dat staflid uit SYDA.
In Oakland hielp ik met het opknappen van de oude hoerenkast die de Oakland ashram zou worden. Ik bleef in de ashram wonen en was daar diverse jaren de pujari, inkoper van voedsel, en bibliothecaris. in 1978 schreef ik aan Baba, die naar India was teruggegaan, dat mijn twaalf jaren om waren, en dat het tijd voor me was om swami te worden. Hij antwoordde: “Kom naar India om je te laten inwijden.” Dus ging ik in mei 1978 terug naar India en nam sannyas, tegelijk met een klein aantal andere mensen. Daarna stuurde Baba me naar de ashram in New York op de 86e straat om opgeleid te worden tot leraar onder Swami Paramananda. Net als veel van de andere Swamis ervoer ik een grote toename van de Shakti als gevolg van de genade van Baba. Ik begon een instrument voor zijn energie te worden; golven van blauwe energie schoten uit mijn ogen naar mensen die daar ontvankelijk voor waren, en als iemand me aanraakte voelde ik de energie uit mij in die persoon stromen.
De toegenomen energie maakte me heel aantrekkelijk voor het andere geslacht, en tenminste een keer moedigde ik die aantrekking aan en ging erop in. Baba corrigeerde me niet openlijk, maar hij liet me weten dat hij er niet gelukkig mee was. Ik leerde mijn gevoelens te beheersen, hoewel ik ze vaak voelde, en bleef celibatair gedurende de periode dat ik met Siddha Yoga verbonden was.
Na mijn periode als leerling in New York stuurde Baba me naar Philadelphia om de ashram daar te leiden, maar ik werd als indringer beschouwd door de mensen die daar al een machtspositie hadden, en had daar een niet erg gelukkige tijd. Ik had steeds meningsverschillen met mijn manager, Jim McMahan (die later ook een Swami werd), en een keer heb ik hem een pak slaag gegeven. Ik heb daarna mijn excuses aangeboden en erop aangedrongen dat ik Baba zou opbellen om mijn belachelijke gedrag aan hem te melden, maar Jim vroeg me dat niet te doen en de kwestie werd niet doorgegeven. (Jaren later heeft hij Baba wel verteld dat ik hem geslagen had, en om me te laten boeten voor deze overtreding heeft Baba een van zijn beulen, Sripati, toen opdracht gegeven mij een pak slaag te geven.) Ongeveer in die tijd werd de ashram in South Fallsburg gekocht en opgeknapt, en ik besteedde veel van mijn tijd aan het helpen schoonmaken en klaarmaken van de ashram. Ik herinner me speciaal een gebeurtenis uit die tijd, toen ik gordelroos had gekregen. Grote rode blaren hadden zich in het gebied van mijn stuitje ontwikkeld en ik had veel pijn. Ik meldde me af voor de programmas in de ashram en bleef op mijn kamer, die ik deelde met Swami Vivekananda (nu Master Charles). Baba kwam met een dikke wandelstok en wilde me er een pak slaag mee geven. Ik sprak bijna geen Hindi en Vivekananda vertaalde voor Baba dat ik echt ziek was. Baba zwaaide met zijn stok en liet me mijn broek naar beneden doen om hem de blaren te laten zien. Dit stelde hem tevreden, en hij ging weg. Door deze ervaring begon ik twijfels te hebben aan de alwetendheid van de guru en ook aan zijn begrip voor mij. Toen het tijd werd om naar Philadelphia terug te gaan, zei ik tegen Baba dat ik niet meer terug wilde. Hij stuurde me toen naar Chicago om te ashram daar te leiden.
Ik was het hele jaar 1980 in Chicago en had er een heel fijne tijd. De ashram was altijd vol en de mensen met wie ik werkte waren uitstekend. De mensen in de ashram en ik pasten goed bij elkaar en ik had een heel warme relatie met hen — vooral met Gargi, die de manager was, en de goede atmosfeer in de ashram was een weerspiegeling van die harmonie. Maar in die tijd belde Baba me regelmatig op in verband met een volgelinge uit Australia, Ma Yoga Shakti (Anne Hamilton-Byrne), die geruchten verspreidde over onfatsoenlijk gedrag van Baba met sommige jonge meisjes in Siddha Yoga. Hij wist dat ik bevriend was met haar en haar gezin, en probeerde informatie over haar van mij te krijgen. Verder gaf hij me opdracht haar weinig subtiele waarschuwingen te geven dat hij alziend en almachtig was en dat ze moest oppassen wat ze zei. Dan schreeuwde hij woedend tegen mij door de telefoon, alsof hij gek was. Dat was erg verwarrend voor me, en het bracht me onbewust ook aan het twijfelen over zijn goedwillendheid. Ik had van Ma Yoga Shakti gehoord over een jong Indiaas meisje dat haar om advies had gevraagd, en dat haar gezegd had dat Muktananda haar betast had en zijn vinger in haar vagina had gestoken, zogenaamd om “haar nadi’s” (subtiele energiekanalen) te controleren. Ik was hier wel door geschokt maar was mentaal geprogrammeerd om elke kritiek op de guru af te wijzen, en daarom beschouwde ik het als iets dat ik gewoon niet kon begrijpen. En wat deed het er toe als de guru het leuk vond meisjes te betasten! Wie was ik om hem te bekritiseren? Maar zijn fanatieke en bijna tirannieke woedeuitbastingen en en bedreigingen hadden het effect dat mijn onwankelbare vertrouwen in hem langzamerhand werd uitgehold en mijn liefde voor hem werd ondermijnd.
Begin 1981 belde Muktananda me in Chicago op om me te zeggen dat “ze je in Oklahoma City willen hebben.” De ashram in Chicago bloeide, en ik begreep niet waarom hij me daar weghaalde om me naar een stad te sturen waar geen ashram was. Maar natuurlijk ging ik, en ik kwam in een spaarzaam gemeubileerde flat terecht met twee werkende meisjes die niet om een swami gevraagd hadden, en zelfs niet om een Siddha meditatiecentrum. Tot vandaag toe weet ik niet zeker wat zijn echte reden was om me daarheen te sturen. Baba was verschillende keren in Oklahoma City geweest, en de persoon die hij daar tot leider van zijn meditatiecentrum had benoemd was voor zichzelf begonnen en had de verbinding met Baba verbroken. Baba zei me dat hij de volgelingen van die man wilde wegtrekken en ze weer naar Siddha Yoga wilde terugbrengen. Er was daar ook een Indiase leider die Baba als guru beconcurreerde, en ik kreeg de opdracht hem te intimideren en tegen te werken. Ik was verbijsterd, maar probeerde het beste van deze onmogelijke situatie te maken. We huurden een groot huis, vestigden een ashram, en ik ontmoette deze guru’s die Baba beconcurreerden en infiltreerde in hun organisaties. In die tijd begon ik me een beetje verloren te voelen. Ik herinner me dat de gedachte in mij opkwam dat ik misschien liever in een ijskraam zou werken of iets soortgelijks eenvoudigs zou doen. Desondanks ging het werk voor de ashram door, met bescheiden succes.
Toen kwamen op een zondagmiddag een man en een vrouw van omstreeks vijftig op bezoek, die vroeger gastheer en gastvrouw van Baba in die stad waren geweest. Ze vertelden me schokkend nieuws: verscheidene mensen die het langste volgeling van Baba waren geweest en het dichtst bij hem stonden, hadden de organisatie verlaten, en ze hadden een paar verschrikkelijke verhalen onthuld over Baba’s sexuele escapades met een aantal jonge vrouwen. Ze wilden me niet vertellen wie deze mensen waren die SYDA verlaten hadden, maar ik vroeg of ik met hen kon telefoneren om voor mezelf na te gaan of deze beschuldigingen waar waren. Maar op het moment dat ze me die dingen over Baba vertelden, wist ik in mijn hart al dat ze waar waren. Veel van wat ik zelf gezien had en intuītief gevoeld had, kwam hierdoor in mijn bewustzijn naar boven, en ik wist dat ze de waarheid spraken. Er werd een telefoontje geregeld, en ik sprak met de mensen die deze beschuldigingen hadden geuit en de dienst aan Baba hadden verlaten. Het waren mensen die ik kende en met wie ik lang had samengewerkt: Chandra en Michael Dinga, Chandra’s vriendin Leela, en Rick en Lotte Grimes. Dit waren mensen die heel dicht in het centrum van Baba’s organisatie waren geweest, en die zeer verantwoordelijke posities in die organisatie hadden bekleed. Zij waren ook in een positie dat ze konden weten wat er gebeurde in de kamers van de meisjes, en onder de vrouwelijke volgelingen van SYDA, die streng op een afstand van de mannen gehouden werden. Ik kreeg namen en data te horen, en alle vunzige details van de sexcapades van Muktananda die de hele periode dat ik hem kende al aan de gang waren geweest. Mijn hart zonk in mijn schoenen. Veel vreemde dingen door de jaren heen werden nu duidelijk, en ik zag in dat mijn devotie als een sluier over mijn verstand had gehangen, waardoor ik niet beseft had wat al die tijd vlak voor mijn ogen was gebeurd.
Maar toch was ik nog niet tevreden met het inzicht dat ik zoveel jaren lang voor de gek was gehouden; ik was vastbesloten naar South Fallsburg terug te gaan om Baba te confronteren met wat ik had vastgesteld, en te horen wat hij daarop had te zeggen. Maar toen ik met mijn gepakte koffer bij het busstation op de bus wachtte, herinnerde ik me hoe Baba altijd op elk spoortje van kritiek reageerde; dat hij zijn critici altijd belachelijk probeerde te maken, en alle redelijkheid daarbij uit het oog verloor; dat hij zich er altijd op beriep een Siddha te zijn als zijn gedrag op welke manier dan ook in twijfel werd getrokken; en hoe hij zijn tegenstanders van achter zijn spreekgestoelte altijd totaal afbrak voor het gehoor van zijn verzamelde volgelingen. En daarom besloot ik toen naar Californië te gaan, waar deze “afvalligen” woonden, om mezelf in hun bijzijn van de waarheid van hun beschuldigen te overtuigen. Ik ging dus naar Oakland en logeerde bij Rick en Lotte, en bij Michael en Chandra, en luisterde naar wat ze te vertellen hadden. Ze hadden kort daarvoor bezoek gekregen van twee van Baba’s beulen, Shripati en Joe Don Looney, die hen met lichamelijk geweld hadden bedreigd als ze voortaan niet hun mond zouden houden. Ook op hun werk hadden ze bezoek gekregen en ze waren herhaaldelijk met verminking of zelfs met de dood bedreigd. Ze hadden een klacht ingediend bij de rechter, die vervolgens Muktananda en zijn volgelingen had gesommeerd hiermee op te houden. Michael had thuis een geladen geweer, en hij droeg een .357 magnum revolver bij zich als hij naar buiten ging, zelfs om de vuilnisbakken buiten te zetten. Zij waren duidelijk bang voor deze mannen die alle bevelen van hun guru opvolgden zonder daar vragen bij te stellen.
In de dagen dat ik bij hen logeerde hoorde ik over een andere Baba dan degene waar ik hem voor had aangezien. Ik hoorde over veel meisjes die door de jaren heen van de ene op de andere dag waren verdwenen, en ik had me toen al afgevraagd waarom. Zij waren geronseld voor sex, waren daardoor meteen afgeknapt, en midden in de nacht weggegaan. Veel van de meisjes waren kokkinnen van Baba — de meisjes die hij daarvoor had uitgezocht om dicht bij zijn kamers te zijn; maar anderen waren naīeve meisjes van 13 en 14 die zich aan hem hadden overgegeven en alles deden wat hij vroeg. Chandra en Lotte bevestigden allebei dat dit al vanaf de eerste tijd in Ganeshpuri gebeurde, maar volgens hen was het de laatste jaren veel erger geworden. In Ganeshpuri bewaarde hij een speciale matras onder zijn bed die hij te voorschijn haalde voor sex, om geen vlekken op zijn bed te maken. De meisjes vertelden dat hij in het begin niet eens wist hoe het moest, en zijn artsen vaak om raad vroeg vanwege zijn “slapheid.” Maar dit was in de tijd voordat Viagra ontdekt was, en ze konden niets voor hem doen. In South Fallsburg gebeurde het elke nacht, elke keer met een ander meisje, en soms met twee meisjes tegelijk. Dit had ik niet alleen van horen zeggen; ik hoorde ook een beschrijving uit de eerste hand van een meisje over hoe ze sexueel misbruikt was door Baba, en ik concludeerde dat haar verhaal duidelijk en onweerlegbaar waar was.
Ik was boos omdat al die meisjes die door de jaren heen misbruikt waren, niet de moed hadden gehad erover te praten. Maar ze waren natuurlijk bang, wisten niet wat ze moesten doen, en wilden de gebeurtenissen achter zich laten. Maar door hun stilzwijgen hadden ze het mogelijk gemaakt dat het misbruik doorging, en ze hadden andere meisjes daardoor in gevaar gebracht. Ik voelde me gedwongen om erover te spreken tegen de mensen die nog steeds misleid waren, en ik wilde doen wat ik kon om andere jonge vrouwen te waarschuwen — veel van deze vrouwen waren door mij met Baba in contact gekomen. Wij swami’s waren zonder het te weten zijn pooiers geweest, en ik wist dat ik erover moest spreken. In september 1981 schreef ik de “Open Brief,” die u daarna ook op uw website hebt gezet, en ik stuurde hem naar alle SYDA Meditatie Centra die voorkwamen op de lijst die toen was gepubliceerd. In mei 1982 verstuurde ik de brief nog een keer, met de volgende notitie aan het eind toegevoegd:
“Sinds ik mijn brief geschreven heb, heb ik met heel veel mensen gesproken, en ik ben veel meer te weten gekomen over Muktananda’s geheime activiteiten in de afgelopen jaren. Het is triest dat hij vele jaren lang de oprechte mensen die in zijn heiligheid geloofden voor de gek heeft gehouden. Hij schijnt daar in elk geval in 1976 al mee bezig geweest te zijn, en tegenwoordig doet hij nauwelijks meer moeite het feit te verbergen dat hij sexuele omgang heeft met veel van zijn vrouwelijke volgelingen — de meeste daarvan nog kinderen, in hun vroege tienerjaren.
“Dit is een erg bittere onthulling voor de mensen die hem als hun spirituele gids vertrouwden, en het is net zo verdrietig voor mij om jullie deze dingen te vertellen als het voor jullie is om ze te horen. Desondanks vind ik dat ik jullie moet waarschuwen voor wat gaat komen, zodat je je weg uit deze krankzinnigheid naar een normaal bestaan kan vinden. SYDA zal in elkaar storten; de kranten en tijdschriften zullen vol komen te staan van verhalen over de misdaden die deze man pleegt; jonge meisjes zullen hem voor de rechter slepen, en we zullen ons tenslotte allemaal gaan afvragen hoe we een verbinding konden hebben met zo’n gek. Nog een waarschuwing: wees niet naief, onderschat de slechtheid van deze man niet. Hij verraadt je op een onmenselijke manier. Hij is tot alles in staat. Ik zou je graag veel details vertellen, maar ik moet uit de aard der zaak de namen van degenen die hij misbruikt heeft geheim houden. Maar praat er over met je vrienden, en je zult zelf ook veel ontdekken.
“Ik betreur het oprecht dat ik dit slechte nieuws moet brengen, en ik zou net als jullie willen dat bewezen kon worden dat het allemaal onwaar is. Ik heb zelf iets geleerd dat jullie ook zullen leren, namelijk dat hoewel dit slechte nieuws moeilijk te accepteren is, het ook de sleutel naar een toekomst van vrijheid is. Hoewel het in het begin een angstaanjagende en eenzaame weg is, zal je boosheid omdat je zolang bedrogen bent op den duur over gaan, en je zult beseffen dat het leven nog steeds mooi is, dat God nog steeds vriendelijk is, en op een of andere manier zul je dan sterker geworden zijn en meer op de goedheid in jezelf vertrouwen. Net als ik zul je een poos last hebben van de effecten van een nachtmerrie waaruit je pas ontwaakt bent, en je zult je net als ik een poos heel slecht voelen. Maar elke overgang in dit leven is de wil van God, en bij elk keerpunt is Hij er nog steeds, om ons zonder falen naar onze eigen grootheid te leiden.
“Met liefde en oprecht verdriet,
Jullie toegewijde vriend,
Stan Trout”
Een paar weken later liet Baba een gedrukte boodschap verspreiden, gedateerd 4 juni 1982. Daarin stond onder meer het volgende:
BOODSCHAP VAN BABA
“De volgelingen moeten de waarheid uit eigen ervaring leren kennen, niet uit de brieven die zij ontvangen.
“Dit is natuurlijk niets nieuws. Het hoort bij de opvolging van spirituele meesters waartoe ik behoor. Mansur Mastana werd opgehangen, Jezus werd gekruisigd, en alle boeken van Tukaram werden in de rivier gesmeten. De mensen die zulke dingen met deze verheven meesters gedaan hebben bestaan nog steeds. Net zoals ik tot mijn groep behoor, zo horen die mensen ook tot hun groep. Dus wat maakt het uit? Zo gaat het gewoon in de wereld. Jullie moeten gelukkig zijn dat ik nog steeds in leven ben en gezond, en dat ze nog niet geprobeerd hebben me op te hangen.
“… Maar, wat me het meest verbaast is dat jullie plotseling alle ervaringen vergeten zijn die jullie gehad hebben. Jullie hebben me vast vaak horen verwijzen naar de grote heilige Kabir. Hij zei: De olifant schrijdt in zijn eigen tempo voort, maar de honden zitten hem achterna en blaffen … Mensen schrijven op wit papier met zwarte inkt. Laat ze schrijven. Kabir zegt: als iemand dingen uit de hel wil eten, laat hem zijn gang gaan. Als jullie maar altijd in God gevestigd blijven.
Jullie eigen
Swami Muktananda”
Hij was heel sluw, en de meeste van zijn volgelingen werden ingepakt door dit staaltje van zijn manipulatie, met als doel zich eruit te praten. Hij identificeerde zich met de Christussen in deze wereld, en de mensen die hem tegenspraken waren “honden.”
In de winter van 1981 was Anne Hamilton-Byrne (Ma Yoga Shakti) zo vriendelijk me haar oude vakantiewoning aan te bieden zodat ik me kon verbergen. Ze had deze woning vlak bij de ashram in South Fallsburg gekocht om dicht bij Baba te zijn. Ik had een baard laten groeten en leerde bekende bewoners van de ashram in de plaatselijke winkels en supermarkten te ontwijken. Hoewel het minder dan twee kilometer van de ashram vandaan was, slaagde ik erin tot de dood van Baba in die woning te wonen zonder ontdekt te worden. Daarna maakte ik mij aan enkele bewoners an de ashram bekend die langs het huis liepen. Chidvilasananda stuurde daarna diverse vrouwen om de kwestie te onderzoeken, maar ik overtuigde hen dat ik geen kwaad in de zin had en SYDA niet bedreigde, en daarop lieten ze me met rust. Ik bleef de volgende zeven jaar daar wonen. Ik onderhield de woning en maakte lange wandelingen. Dan probeerde ik te begrijpen hoe het mogelijk was dat iemand tegelijkertijd een heilige en een duivel was, en waarom God bijkbaar een “grap” met me had uitgehaald, door me eerst naar deze man te leiden en daarna alles wat ik probeerde te bereiken te vernietigen. Ik heb nooit een antwoord op de eerste van deze vragen gevonden. Muktananda blijft een mysterie voor me. Hij was zonder twijfel een buitengewoon vergevorderde ziel, maar misbruikte zijn krachten op een demonische manier. Hoe dit mogelijk is? Dat weet ik niet.
Dit was een heel ongelukkige periode voor mij, maar ik kwam weer op krachten en kwam uiteindelijk tot het inzicht dat de beproevingen waarvoor God ons stelt, hoe moeilijk ze ook zijn, toch allemaal voor onze eigen groei zijn. En hoewel ze ons op wegen leiden die we anders niet gekozen zouden hebben, leiden ze ook tot het realiseren van mogelijkheden waarvan we nooit gedroomd hadden. In die tijd begon ik met het schrijven en publiceren van mijn boeken, om mijn inzichten bekend te maken. Mijn eerste boek was The Supreme Self (Het Hoogste Zelf). Dit boek ging over mijn vroege ervaringen in mijn afgelegen hut in Santa Cruz, en mijn huidige begrip daarvan.
Het volgende boek was History of Mysticism (Geschiedenis van de Mystiek), een monumentale studie van leven en werk van de mystici van diverse Oosterse en Westerse tradities. Ik was ervan overtuigd dat het nodig was om de geschiedenis van het mystieke denken in al zijn uitingen te begrijpen, om de eenheid in hun boodschap op de meest universele manier te kunnen inzien. Allen hadden, onafhankelijk van hun religieuze traditie, hetzelfde eeuwige Zelf ervaren, en het gezamelijk gewicht van hun getuigenissen hierover was overweldigend. Ik had het onderzoek voor dit boek gedaan in de bibliotheek van SUNY (de State Universiteit van New York) te New Paltz, 50 kilometer rijden van South Fallsburg, en daar vond ik ook de boeken die het me mogelijk maakten een biografie van Jnaneshwar te schrijven, om aan mijn vertalingen van enkele van zijn werken toe te voegen. Deze werden samen gepubliceerd als Jnaneshvar: The Life and Works of The Celebrated Thirteenth Century Indian Mystic-Poet. (Jnaneshwar: Leven en Werken van een beroemde Indiase mysticus en dichter uit de 13e eeuw)
Tenslotte besloot ik een nieuw leven voor mezelf te beginnen, en in 1988 verhuisde ik naar Naples in de staat Florida. Met een vrouw die ik daar ontmoette stichtte ik “De Vedanta Tempel,” en ik organiseerde daar regelmatig erediensten en lezingen onder de naam Swami Abhayananda. Ik had er van een rijk leven; ik liep langs de stranden, speelde in de golven, en genoot van de zon. Daar schreef ik ook een boek onder de titel The Wisdom of Vedanta (de wijsheid van Vedanta), dit was een verzameling van 35 van de beste lezingen die ik in de jaren daarvoor gehouden had. In 1991 verliet ik Florida en reisde naar de staat Washington, precies aan de tegenovergestelde kant van het land. Daar stichtte ik opnieuw “De Vedanta Tempel,” en schreef nog een paar boeken: Dattatreya: The Song of The Avadhut (Dattatreya: Het Lied van de Avadhut), een vertaling van de text in het Sanskrit van de Avadhut Gita, die ik in Oakland in 1977 gemaakt had; Thomas ā Kempis: On The Love of God, (Thomas ā Kempis: over de liefde van God), een nieuwe editie van een 15e eeuwse Engelse vertaling van de Imitatio Christi, en later een nieuwe herziene editie van mijn Geschiedenis van de Mystiek die het kroonboek in een Amerikaanse Boek-van-de-Maand club werd, en als leerboek bij colleges aan een stuk of zes universiteiten in de Verenigde Staten is gebruikt. Mijn nieuwste boek is gewijd aan Plotinus, de derde-eeuwse Romeinse mysticus en wijze; de titel is The Origin of Western Mysticism (De oorsprong van de Westerse mystiek). Ik leef van de opbrengst van mijn boeken en van het verzorgen van oude zieke mensen bij hen thuis. Ik leid een teruggetrokken leven in een huisje aan een meer, omgeven door dennen, en daar houd ik mij bezig met lezen en schrijven, en ik probeer in mijn ziel de eenheid met God te verwerkelijken. Ik nodig iedereen die belangstelling voor mijn boeken heeft uit om mijn website te bekijken: www.atmabooks.com. U kunt mij ook inlichtingen vragen door een email te sturen aan atmabks@aol.com of abhayanand@aol.com
Dank u voor de gelegenheid mijn verhaal te vertellen.
Hoogachtend,
Swami Abhayananda
7 Okt 99